Samen door één draaideur

Hebben jullie dit ook? Die verstoorde balans in hoe we met elkaar omgaan op kantoor? Laten we het kantoorintimiteit noemen. Het begint als ik in de vestiging Den Haag via de draaideur het kantoor betreed. Met een beetje pech staat een groep collega’s in de regen te glibberen op de binnenplaats. De meesten gebruiken het compartiment van de draaideur in hun eentje. Ook ik voel een drempel om bij een vreemde – zeker bij een vrouw – in de ruimte te stappen.

Daarna volgt er een tourniquet. Die verwerkt de massa een stuk sneller als het uitgaande verkeer de binnenkomers kruist. En dat kan, maar vraagt een goed gevoel voor timing. Bij voorkeur help je elkaar met wat oogcontact zodat je gelijktijdig de rijkspas voor de sensor houdt. Gaat eigenlijk altijd goed. Slechts een keer heb ik de koffie van mijn tourniquetpartner tegen de ruit laten kletteren omdat ik een ov-kaart voor de sensor hield. Gelukkig zijn dit uitzonderingen.

Dit zijn enkele voorbeelden van wel of niet afstand houden op kantoor. Ergens ergert dit me en dit is allemaal de schuld van ome Cor. We doen tegenwoordig hysterisch een belrondje bij een dreigende snotneus, terwijl je dat vroeger – heb ik wel eens gehoord –enkel deed bij serieuzere aandoeningen voorkomend uit een intensievere vorm van contact. En wat is het effect? Hoe lang geleden heb jij een collega niesend of snotterend op kantoor gezien? Kuchen en snotteren doe je thuis. Hou je bacillen lekker bij je, is het devies.

Maar er is meer. Toevallig in dezelfde tijd was er hernieuwde aandacht voor grensoverschrijdend gedrag van een hele zwik (met name) mannen. Cynisch genoeg is dit ook de tijd van het verbod op abortus in delen van de VS en het strafbaar stellen van homoseksualiteit in Oeganda. En als klap op de vuurpijl moest ook de Tweede Kamer zich met ons lijf bemoeien: de lentekriebels sloegen heftig toe.

We worden op dit moment als maatschappij stevig door elkaar geschud en dat vraagt een maximum aan inlevingsvermogen van iedereen. Dus: als ik een keer alleen in dat compartiment sta, voel je vrij om in te stappen of om dit te laten. Laten we hopen dat er uiteindelijk steeds minder mensen op de koude binnenplaats moeten wachten.

Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.

Dus ik sprak

Op kantoor liep ik nietsvermoedend de lift in, haastig omdat ik een kwartier had om in het centrum een broodje te regelen. Zoals vaker in het leven kwam de verbazing voor de walging. De analyse was snel gemaakt: kort voor mij had iemand een stinkende wind in deze lift losgelaten. Mijn weerzin weerhield mij er zelfs van om na te denken over hoe dit geklonken moet hebben, dat kwam later pas. Voor het gemak ging ik er vanuit dat iemand vanuit een diepe gene tot deze daad was gekomen.

Gelukkig hoefde ik maar vier verdiepingen af te dalen. Beneden zette ik direct een stevige stap naar buiten en zoog ik mijn longen vol verse lucht.

Een vrouw op hoge hakken kwam op me afgelopen: rode lippen en een leidinggevende tred. Ik heb ze niet vaak, maar dit was een moment waarop ik blij was met alle cursussen waar ik mijn werkende leven mee ben doodgegooid. Die cursussen die helpen om dingen te zeggen, ook als dit op het moment zelf vreselijk voelt.
Dus ik sprak: ‘Ik zou er niet in lopen als ik u was.’
Ze keek me verwonderd aan.
‘Er heeft net iemand een ontzettend smerige wind gelaten in de lift. En ik was het niet.’
Ik heb haar gezichtsuitdrukking niet gezien omdat ik een broodje nodig had.

Tien minuten later kwam ik terug en rook de hal naar dennenlucht. De leidinggevende had haar werk gedaan.

Grijze koppen en een enkele vrouw

Twee medewerkers van de afdeling Communicatie zitten naast elkaar in de kantoortuin. De ene heeft met een permanente marker de anderhalve meter uitgetekend door een streep te zetten op het bureau. Ze is gelukkig altijd vroeg op haar werk.
Haar collega blaft: ‘Kijk, dan zoek ik op Directeur Generaal en krijg geen bal. Leuk hoor zo’n beeldbank, maar als hij het niet doet.’ Ze pakt het papieren bekertje koffie op en neemt een flinke slok. Ze is gehaast en de koffie spat in fijne druppels op haar blauwe jurk.
Haar collega kijkt op haar scherm. ‘He? Wacht. Als ik zoek op directeur-generaal krijg ik deze uitkomst.’ Ze draait haar monitor en laat een hoop grijze hoofden zien. Er zit ook een enkele vrouw tussen.
‘He, die hoofdletter zou toch geen donder moeten uitmaken? Wacht.’ Ze zet haar koffie op de zwarte lijn, zucht omstandig en typt ongeduldig de woorden in. ‘Niets. Zou het komen omdat ik extern ben of zo?’
‘Wacht ik probeer het ook even met een hoofdletter, hoewel dat natuurlijk niet correct is. Dit soort dingen staan in de werkinstructie die ik je net gestuurd heb. Zonder hoofdletter.’ Ze draait het scherm en glimlacht tevreden: weer grijze koppen en een enkele vrouw.
‘Wacht ik ga die werkinstructie wel weer lezen. Het is wel stom al die bureaucratie. Ik blijf dan toch een ondernemer he, maar de crisis.’

Na een half uur probeert ze het nog een keer. ‘Kijk, het is me gelukt!’ Ze draait het scherm naar haar collega.
De collega glimlacht: ‘Ja, het streepje he. Dat maakt dus wel degelijk iets uit.’