Olifanten en paadjes

Al jaren erger ik me kapot aan de manier waarop wij onze openbare ruimte inrichten. We kijken eerst naar de auto, vervolgens naar de fiets en als er nog tijd over is naar de lopers. Laat die lopenden maar in de regen sjokken, denken we. De automobilist zet ondertussen de ruitenwisser een standje hoger en rijdt door een plas waardoor er water over die voetgangers heen spat. Pisnijdig word ik hiervan. Zo moeilijk is het toch niet om voetgangers voorop te zetten?

Zo is onlangs een van mijn vaste stations aangepast. Er was een tijd dat je vanaf het treinperron in een bijna rechte lijn naar de bus kon lopen. Mensen die echt last hadden van omloopallergie konden zelfs via de middenberm de weg oversteken. Dat is prettig en soms noodzakelijk omdat trein en bus niet op elkaar wachten. Beide vervoersvormen verdienen hun eigen geld en werken dus niet samen.

Nou is de boel onlangs opnieuw ingericht. De snackkar is in een tuttig designtentje gedrukt, rode tegels hebben de 30×30 betonsnit verdreven er is uiteraard gekozen voor heel erg veel groene hekken van – daarover later meer – iets boven scrotumhoogte. Gevolg is dat wij voetgangers meer dan dubbel zo lang onderweg zijn van trein naar bus. Uiteraard loopt die dwangroute via het designkraampje want de gestegen huur moet terugverdiend worden.

De eerste keer dat ik de nieuwe inrichting zag, werd ik pissig en besloot deze nieuwe absurde realiteit te negeren. Gevolg was dat ik bleef hangen op het hek (u weet van welke hoogte) en mij bezeerde. Om mij heen begonnen auto’s driest te toeteren. Auto’s zien hekken en denken: gas erop!

Kortom de keer erop volg ik de designroute. En weer gaat een stuk van mijn vrijheid naar de knoppen. En weer is er een deel van mijn dag weg, omdat ik in de pas moet lopen. En weer is er een moment dat ik niet kan beslissen hoe ik met mijn eigen leven om wil gaan. U merkt het – het zit mij hoog.

We zouden in Nederland de olifantenpaadjes (zoals die officieel worden genoemd) moeten koesteren. Op straat, maar al helemaal op kantoor. De mens wil graag zo snel mogelijk naar zijn bestemming, zeker als het doel in zicht is. Laat ons ervoor waken dat we onszelf niet verstikken met allerlei procedures, werkwijzen, standaarden en systemen die hekken zijn en geen logische paadjes. Laten we elkaar stimuleren om de beste weg te zoeken en als het nodig is gewoon over hekjes te springen.

Wat ik nog niet weet is of wij in deze vergelijking automobilisten zijn, fietsers of lopers, of elke dag weer iemand anders. Wat ik wel weet, is dat als je iets probeert je soms pijnlijk op een hek belandt. Diep inademen helpt dan. En ik hoop dat op dat moment niet een auto toetert, maar dat de bestuurder stopt en vraagt: ‘Gaat het?’.

Dit artikel verscheen eerder in een iets andere vorm in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.

Vies zakje

De trein is redelijk vol en op een stoel heeft een viespeuk een zakje van een broodje laten liggen. Iedereen passeert het zitje voor twee en loopt door, ondanks dat er verder geen plek meer is. Ik wil zitten en de stoelen zijn ook nog eens in de rijrichting gepositioneerd. Dat is niet echt belangrijk, maar als ik toch kan kiezen vind ik dat altijd prettig.

Ik raak het zakje met mijn vingertoppen aan en til het op. Ik denk aan de vieze ongewassen stinkende man van eind zestig die met zijn volle handpalmen waarop nog de krakende resten van zijn ochtendlijke masturbatiesessie zitten, een broodje bal met te veel mayonaise naar binnen heeft gewerkt. Hoe hij de rest van de saus met zijn wijsvinger naar binnen schuift. Ik zie geen saus op het zakje maar in mijn hoofd heeft het er wel gezeten.

Met dit alles in mijn hoofd loop ik naar de dichtstbijzijnde prullenbak. Waarom hebben tweezitters niet gewoon een afvalbakje? Het is een gênant gebeuren. Mensen denken natuurlijk dat het zakje van mij zelf is. Voor het nette had ik het zakje nog even na moeten duwen omdat hij weer terugsprong uit de afvalbak. Maar ik doe dat niet. Een hoekje steekt er nog uit als ik de klep met veel lawaai dicht laat vallen.

Als ik mij omkeer is mijn plaats gelukkig nog onbezet. De mensen kijken me aan alsof ik een paria ben. Die mijnheer die zakjes van anderen opruimt. De man die vieze zakjes vastpakt. Zakjes van mensen die vies eten.

Hittestress

Ik zit op een hotel niet ver van Hamburg op een leeg terras. Het is zomer en de warmte van de gebouwen straalt op me af. Ook de tegels geven nog niet toe dat het nu echt avond is. Daar is een mooie term voor: hittestress, dit is het moment dat de hitte niet meer uit onze versteende omgeving kan ontsnappen.

Ik hou van leegte na een dag in de auto met vrouw en kinderen. Ik vind mensen interessant, maar even zo vaak ook vreselijk vermoeiend. Doordat wij een diersoort zijn die kan denken, kunnen we ook constant bezig met de consequenties van ons handelen en daardoor juist raar te ver doordacht gedrag gaan vertonen. Denk aan de eenzame man die maar niet op zoek gaat naar de liefde. Denk aan de jonge vrouw die onhandig aanspraak zoekt bij de kassa van een supermarkt omdat ze eigenlijk de man achter de kassa wil zoenen. Denk aan iedereen die niet zegt wat hij wil. Dat is menselijk en menselijk interactie is mateloos interessant.

Die avond lees ik een boek om rust te voelen. Het verhaal van een ander geeft vaak perspectief. Twee oudere mensen komen het restaurant uit, waarschijnlijk op weg naar hun kamer in het hotel. De man zegt in het Duits dat hij nog even gaat roken. Hij neemt plaats op de stoel naast me. Hij kiest niet voor de andere veertien lege stoelen.

De man praat over het weer en ik geef langs mijn boek kortaf antwoord. Hij poneert iets over klimaatverandering en iets met vroeger en de SPD, terwijl hij ondertussen met nerveuze halen zijn sigaret wegwerkt. Het stinkt. Ik stoor me aan mijn eigen intolerantie. Waarom kan ik niet tien minuten rustig aan doen en deze man een goede avond geven? Is mijn boek belangrijker dan zijn behoefte aan een praatje? Is juist het onhandige contact niet dat wat ons mens maakt?

Even later knikt hij vriendelijk en loopt weer het hotel in. Ik denk dat hij het gevoel heeft een fijn praatje gehouden te hebben met iemand die – getuige het boek – enigszins over het leven nadenkt.

Ik denk dat het goed is dat wij als mensen na kunnen denken over de consequenties van ons handelen. Ik denk dat het goed is om soms tien minuten even rekening te houden met een ander en te luisteren. Ik denk dat lezen voor ieder mens er goed is, maar af en toe een paar pagina’s minder kan geen kwaad. Stress moet je er niet van krijgen.

Nou nou

Op een maandagochtend worden wij in een sprinter tegen elkaar gedrukt. De trein rijdt het station van de stad binnen. Je kunt aan ons alle vier zien dat we geen zin hebben om ons na het wilde weekend te schikken in de regels van de kantoortuin.

De trein is overvol en daarom staan we tegen de deur gedrukt. Een vrouw stift haar lippen, naast haar zwijgt een jongen met veel haar en tegen het klapstoeltje hangt een man van een jaar of zestig met de bril van een architect. Ikzelf wiebel wat heen en weer. Ik hou niet van stilstaan: dat is achteruitgang.

De vraag die me in deze prikkelrijke omgeving bezighoudt is: stap ik als eerste de trein uit of laat ik het aan een van hen? Het is net de slag om de ruimte. Ik vind dat ruimte geven belangrijker is dan ruimte nemen. Denk een moment aan de liefde: hoe kan je die ooit krijgen als je niets geeft? Toch heb ik mezelf nog geen half uur geleden de volle trein in geperst, ondanks dat de man met de architectenbril ‘Nou nou’ mompelde.

Forenzen duwen me in de rug en ik bedenk dat het zuur is dat individualisering ertoe leidt dat we anderen minder gunnen, in plaats van dat we er samen meer van maken.

Inmiddels remt de trein af en staan wij als pinguïns op een losgeslagen ijsschots te wiebelen tot hij schokkend tot stilstand komt. De dame trekt haar lip in een grijns en drukt kribbig op de knop, de zestiger kijkt nerveus naar buiten en de behaarde jongen zwijgt.

Zodra de deur opent, stapt de zestiger gedecideerd naar buiten, gevolgd door de jongen. De vrouw moet even bijkomen van de schouderduw die ze kreeg en stapt naar buiten. Ik schuifel haar achterna. Het perron staat vol met ongeduldig wachtende mensen. Klaar om zich de trein in te persen.

Dit artikel verscheen eerder in De Basis – het personeelsblad van de ministeries van BZK en VRO.

Man op de stoep

Mijn monumentale huis ligt aan een doorgaande weg. Is er een file in de buurt? Al die auto’s komen vervolgens bij mij voor de deur langs, via de weg die al honderden jaren een belangrijke verkeersader is. Er rijden meestal mensen met haast. Dat merk je als je de weg moet oversteken en helemaal als je zelf in je auto wil stappen.

Afgelopen week is het weer raak. Ik sta in de regen te wachten en er is niemand die even de moeite neemt om van het gas te gaan. Na een paar minuten wachten, stap ik naar voren. Ik steek een hand op, iemand moet remmen en toetert terwijl ik beheerst in mijn auto stap. Wat moet je nou, denk ik, dit is mijn dorp en jij bent de gast.

Gemoedelijk puf ik via de file naar de stad. Er is een nieuwe strip uit van de privédetective Jerome K. Jerome Bloks. Een jongen met een bril die op een Solex door Parijs kuiert om curieuze zaken op te lossen. Het verschijnen van een dergelijke album (eens per twee jaar) is altijd een vrolijk moment. En nu ik er toch ben, haal ik twee hippe croissants bij de Franse bakker die vaak genoemd wordt op TikTok. Terwijl de zon weer achter de wolken vandaan komt, rijd ik gemoedelijk met de andere auto’s terug naar huis.

Als ik mijn dorp in kachel (en daarmee ook mijn straat) is een oude man tergend langzaam met de sleutel van zijn auto aan het klooien. Hij staat midden op de weg en lijkt zich over niets zorgen te maken. Ik kijk of ik er langs kan, maar de middenberm is echt te hoog, dus ik stop. Achter me toetert iemand, vast een Amsterdammer. De oude man laat zijn sleutel vallen en raapt deze op zijn dooie gemak op. Ik begin uit pure ellende maar een croissant te eten terwijl ik geërgerd naar de klok op mijn dashboard kijk. Over vijf minuten gaat de school uit.

Op het schoolplein bedenk ik me hoe ik me zojuist twee keer aan mezelf heb geërgerd. Hoe kan ik zorgen dat ik als man op de stoep en als man in de auto relaxed blijf? Er is genoeg in de wereld om je druk te maken. Dit is het zeker niet.

Tijdens mijn opleiding tot pleegouder leerde ik dat het belangrijk is om je bewust te zijn van dat je alleen controle hebt over je eigen gedrag, en niet over dat van je (pleeg)kind. Het enige dat je kan doen is hem vertellen wat zijn gedrag met jou doet. Dat is een mooie kerstgedachte. Laten we erg ambitieus zijn voor ons eigen gedrag en niet voor dat van anderen. Dat is al lastig genoeg.

Tien minuten later sta ik nog steeds op het schoolplein. Het duurt lang voor mijn zoon uit school komt, later zou hij uitleggen dat hij als taakje heeft om de potloden te slijpen. Ondertussen heb ik tijd om te beslissen of ik het laatste croissantje tijdens de lunch in tweeën zal delen of dat ik zal vertellen waarom het eerste op is.

Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.

Dai Carter in Zwolle

De zon schijnt in Zwolle als ik sta te wachten op een collega. Voor de Spar staat een man met een bijbel in zijn hand en de stem van Dai Carter. Hij praat met de rollende ‘r’ van de ex-commando (bekend van het tv-programma Kamp Van Koningsbrugge) en heeft een hoopvolle boodschap: wat je ook gedaan hebt, God zal je redden. Zelfs als je pornografie hebt gekeken. Dan volgt de zonde van de omgang met een vrouw buiten het huwelijk. Ik verbaas me weer eens over de focus van religie op wat er in de slaapkamer gebeurt. Toch is het op een merkwaardige manier ook prettig om een overtuigd persoon te zien in deze tijden van onzekerheid.

Meningen zijn, zoals schrijver Philip Huff zo mooi zei, net als oksels: iedereen heeft ze. Het is tegenwoordig zoeken naar meningen die echt de moeite waard zijn. ‘Dai’ heeft een geloofwaardige dictie, een keurig pak en een bijbel waar al eeuwen over wordt nagedacht. Het leeuwendeel van de meningen in ons land wordt echter met een paar tikken op een touchscreen de wereld in geslingerd, recht vanuit een gevoel of frustratie. Die meningen voegen zelden iets toe.

En als je eerlijk bent: hoeveel tijd ben jij bezig met je eigen mening? En hoeveel met het tot je nemen van de mening van een ander? En hoe vaak luister je vooral om een antwoord te kunnen geven? Op het werk is het toch niet anders? We moeten door om tempo te maken. We rennen zo hard, dat we vergeten de fiets te pakken. We pakken de opdracht die ons gegeven is en realiseren die zo snel en goed mogelijk. Hoe vaak pakken we de tijd om te kijken hoe het anders kan? Hoe vaak dagen we onszelf uit om onze eigen overtuigingen aan te passen aan de wereld om ons heen die in een razend tempo verandert? Hoe vaak zijn we bezig om iemand met een andere mening echt te horen en uit te dagen om die mening aan te scherpen?

Het aanscherpen of bijstellen van een mening is lastig, dan lijkt het alsof je er vooraf niet goed over hebt nagedacht. Ben je dan wel een echte expert? Weet je dan wel waar je over praat? Karin Bloemen zei het pas mooi: we moeten zwakte en kwetsbaarheid net zo toelaten als kracht. Een stoere mening lijkt misschien krachtig, maar even twijfelen levert vaak meer op. Een goede expert weet het niet altijd.

‘Dai’ staat nog steeds luid te preken als mijn collega uit de stationstunnel aan komt lopen. Mensen lopen massaal langs de predikant. Het leeuwendeel van hen heeft hem vast niet eens gezien. Zelfs bij het woord sodomie (daar is hij ook op tegen) kijkt niemand op. Het lijkt hem niet te storen: hij weet wat hij wil zeggen en hoe hij dit overtuigend kan brengen. Ik heb geluisterd, er rustig over nagedacht en besloten dat ik het niet met hem eens ben. Ondertussen heeft hij me wel tien minuten buitengewoon vermaakt.

Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.

Eigen schuld

Het is vreselijk dat we steeds vaker enkel voor onszelf zorgen en dat tegelijkertijd steeds meer mensen eenzaam zijn. Een nieuw dieptepunt in deze trend zijn de zelfscankassa’s. Ik las pas dat Kurt Vonnegut in 2007 gezegd heeft dat wij als mensen de enige soort zijn die in staat is om zichzelf ten gronde te richten omdat we niet kosten efficiënt genoeg zijn. Een briljant voorbeeld hiervan zijn de zelfscankassa’s.

Nou ben ik niet zo’n activist dus ik moet het van het kleinburgerlijk verzet hebben. Zo zet ik mijn mandje altijd naast de kassa en niet op de stapel bij de uitgang: iemand heeft er nog werk aan. Ook probeer ik mijn korte bon niet te scannen maar achter iemand aan het poortje uit te glippen. Ik vind het dan ook heerlijk als hij net dichtklapt en ik hem een nijdige tik kan geven. Dit is geen gewone tik, maar een tik tegen de individualisering.

Maar er zijn mensen die krachtiger zijn in hun ontkenning van het fenomeen zelfscankassa. Ik zag pas een oudere vrouw die voor het poortje bij de uitgang stil stond om nog even de kassabon door te nemen. Zou ze dan echt niet doorhebben dat als er iets niet klopt aan die bon, dat het altijd je eigen schuld is? Sterker nog, als er iets niet op die bon staat maar wel in je karretje zit, dat je dan een dief bent en 188 euro en je eigenwaarde moet afgeven? En als er een korting niet goed doorgekomen is? Ook dat is je eigen domme schuld want dat had je op het scherm al moeten zien. Als een korting niet goed in het systeem staat moet je – net als ikzelf vorige week – met twee net niet identieke maaltijdsalades demonstratief door de winkel terug naar het koelschap lopen. Zo werkt het tegenwoordig. Zonder boosheid geen gerechtigheid.

Daarmee is de zelfscankassa een nieuwe stap in de weg naar de eigen-schuld-dikke-bult samenleving. En er zijn er vast die deze bult verdienen, maar de meerderheid niet. Die mensen voelen zich steeds eenzamer door het onrecht dat hen wordt aangedaan. Deze mensen controleren volledig overbodig hun bon en denken dat dit er nog toe doet.

Het afscheid van mijn amalgaam

Het is belangrijk dat je met een tandenborstel het snijvlak boven op je kiezen goed schoonmaakt. Toen ik jong was had ik deze basisvaardigheid nog niet onder de knie. Ik was dus dertien en er zat een gat in een grote-mensen-kies. Ik denk dat ik op die leeftijd te verrast was om hierover te balen.
Ik zat in de stoel waaraan ik zo lang ik weet een hekel heb. De tandarts zette zonder waarschuwing een flinke spuit verdoving in mijn kaak. Echt veel nut had het spul niet, ik voelde de boor even later indringend stuiteren op de zenuw. Ik ben altijd al een gevoelig typje geweest zullen we maar denken. Deze tandarts met snor zou iets vergelijkbaars enkele maanden later flikken toen een van mijn kleine-mensen-kiezen met een weerhaakje bokkig in mijn tandvlees bleef hangen. Het gekraak van deze actie zit nog altijd diep in mijn hoofd opgeslagen.
Maar terug naar mijn eerste vulling, deze heeft het onlangs, na ruim dertig jaar trouwe dienst, opgegeven. Er brokkelde ineens een stuk vanaf na het eten van een handje gezonde noten. Eigenlijk vond ik het wel prettig dat het amalgaam werd verwijderd, al was het maar voor al die mensen die dagelijks in grote bewondering in mijn opengesperde muil kijken en dan telkens weer die grijze klont metaal te zien krijgen. Wat een afknapper is dat. Het is mijn straf is om me meer dan dertig jaar te moeten schamen voor een naïef poetsgedrag als tiener.
Natuurlijk zag ik er tegenop, na de snor ben ik nooit meer van tandartsen gaan houden. Ik zie nog altijd op tegen het stuiteren van een boor op een geïrriteerde zenuw. Mijn huidige tandarts – die eigenlijk erg aardig is – liet duidelijk blijken dat een verdoving wel wat overdreven was, zo diep zat de vulling ook weer niet. Ik kneep wel even in de stoel, maar het slopen en opbouwen ging in een razend tempo. Voordat ik het doorhad stond ik met een frisse witte bek buiten. Pas na een uur leek de zenuw onder mijn tand door te hebben wat er was gebeurd en begon hij bezwaar te maken. Maar dat was mooi te laat – mij kreeg hij niet meer.

De spiegeling van jezelf

Een lichtbruine vink tikt op het raam van de serre aan de voorkant van ons monumentale huis. Het geraas van het verkeer lijkt hem niet te deren. Telkens weer vliegt hij tegen het raam. Hij pikt agressief tegen het glas-in-lood. Nou heb ik het niet meer zo op vogels de laatste tijd. Het heeft me twee jaar gekost om van een agressief meeuwenpaar af te komen. En het geluid van de vink stoort bij het televisiekijken.

Enkele uren later is het vogeltje nog steeds bezig en daarom roepen we de hulp van internet in. Het blijkt dat sommige vogels tegen de ruit tikken omdat ze zich bedreigd voelen door hun eigen spiegelbeeld. Tijdens het tikken vergeten ze wat belangrijk is: eten, een nest bouwen en voortplanten. Veel vogels sterven hierdoor, aldus de Vogelbescherming.

De gelijkenis tussen vogels en mensen is frappant. Laten we eerlijk zijn: zijn jullie nog in staat om meer te zien dan een spiegeling van jezelf? Ik heb er vaak moeite mee, ook omdat er zo veel onzin wordt beweerd. Trainen we onszelf nog om ons in te leven in een totaal ander persoon? En kunnen we dat ook nog nu het allemaal door oorlog, inflatie en klimaat minder wordt in Nederland?

Ik merk dat ik de laatste tijd vaak lastige gesprekken heb, zeker als ik zeg dat ik iets doe met de woon- en opvangcrisis. Zo worden in ons dorp hopelijk snel flexwoningen gebouwd, en dit gebeurt op plekken waar mensen nu hun hond uitlaten. En dan is er ook een noodopvang die overvol zit met veel mannen met baarden. En ik sprak een oudere vrouw die haar baan kwijt is geraakt, Oekraïners namen het werk over. En dan heb ik vrienden die elke keer als de zon lang schijnt of als het lang regent zeggen: het klimaat is nu echt doorgeslagen.

Het is ook beangstigend: de wereld verandert in rap tempo. We kunnen de tijd gebruiken om onze make-up bij te werken, of om elkaar in de ogen te kijken en verder te gaan. Ik heb al eerder geroepen dat we nog steeds recht hebben op een summer of love na corona. Het wordt tijd dat we er een feestje van maken met elkaar. Goede gesprekken vanuit diepliggende interesse waarvan de uitkomst niet zo relevant is. En laten we stoppen met een mening hebben, ik ken niemand die nog een mening wil horen.

De oplossing voor mijn vink was overigens vrij simpel. We zijn met plakband en huishoudfolie aan de slag gegaan om de ramen af te dekken. Het duurde even want de vogel vond telkens weer een nieuw raam, maar na een dag was de rust weergekeerd. Met een beetje mazzel hoor ik binnenkort gezellig gekwetter van een nieuwe generatie vinkjes.

Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.

Servet

Sommige mensen ontspannen door het kijken van een serie of het lezen van een boek. Sommigen doen dit door het beoefenen van een sport. Anderen doen dit door zich met een zweep tot eenzame orgastische hoogten te laten meppen. Ikzelf heb meerdere strategieën, maar ik ontspan vooral door het maken van wandeling in een woonwijk, bij voorkeur een uit de jaren zeventig. Ik vind dit op vele fronten een interessante periode, ook omdat dit een tijd was waarin we als mensen nog plannen durfden te maken, ambitie hadden en over het algemeen blij waren als een overheid de zaken goed regelde.
Ook deze dinsdagmiddag maak ik een wandeling door een wijk met erven in plaats van straten. Ik scharrel tussen de aan elkaar geschakelde woningen door en passeer het centrale winkelcentrum dat de kerk uit de jaren vijftig heeft vervangen. Iedereen kent die centra wel die vooral naar binnen gericht zijn, de buitenzijde dient vooral om auto’s tegen te parkeren.
En bij een van die auto’s gebeurt iets wonderbaarlijks. Ik zie dat een meter of twee bij me vandaag – aan de andere zijde van wat trieste struiken – een oudere man met een gepijnigd gezicht bezig is om zijn blaas te legen. Het duurt even voor ik hem gepasseerd ben, wat maakt dat ik ook nog meekrijgt hoe hij met een servetje met paasmotief zijn geslacht met een lange draaiende beweging grondig schoonveegt. Even denk ik dat hij verontschuldigend naar me kijkt, maar dan zie ik dat hij vooral bezig is om te voorkomen dat zijn dikke bril van zijn neus af dondert. Het servertje fladdert de houtwal in en de man loopt terug naar zijn auto.
Ik loop door en bedenk me dat een toiletbezoek ook een prettige manier kan zijn om te ontspannen. Ik betwijfel echter of – als ik zijn gezicht weer voor mij zie – dit bij deze man ook het geval was.