Man op de stoep

Mijn monumentale huis ligt aan een doorgaande weg. Is er een file in de buurt? Al die auto’s komen vervolgens bij mij voor de deur langs, via de weg die al honderden jaren een belangrijke verkeersader is. Er rijden meestal mensen met haast. Dat merk je als je de weg moet oversteken en helemaal als je zelf in je auto wil stappen.

Afgelopen week is het weer raak. Ik sta in de regen te wachten en er is niemand die even de moeite neemt om van het gas te gaan. Na een paar minuten wachten, stap ik naar voren. Ik steek een hand op, iemand moet remmen en toetert terwijl ik beheerst in mijn auto stap. Wat moet je nou, denk ik, dit is mijn dorp en jij bent de gast.

Gemoedelijk puf ik via de file naar de stad. Er is een nieuwe strip uit van de privédetective Jerome K. Jerome Bloks. Een jongen met een bril die op een Solex door Parijs kuiert om curieuze zaken op te lossen. Het verschijnen van een dergelijke album (eens per twee jaar) is altijd een vrolijk moment. En nu ik er toch ben, haal ik twee hippe croissants bij de Franse bakker die vaak genoemd wordt op TikTok. Terwijl de zon weer achter de wolken vandaan komt, rijd ik gemoedelijk met de andere auto’s terug naar huis.

Als ik mijn dorp in kachel (en daarmee ook mijn straat) is een oude man tergend langzaam met de sleutel van zijn auto aan het klooien. Hij staat midden op de weg en lijkt zich over niets zorgen te maken. Ik kijk of ik er langs kan, maar de middenberm is echt te hoog, dus ik stop. Achter me toetert iemand, vast een Amsterdammer. De oude man laat zijn sleutel vallen en raapt deze op zijn dooie gemak op. Ik begin uit pure ellende maar een croissant te eten terwijl ik geërgerd naar de klok op mijn dashboard kijk. Over vijf minuten gaat de school uit.

Op het schoolplein bedenk ik me hoe ik me zojuist twee keer aan mezelf heb geërgerd. Hoe kan ik zorgen dat ik als man op de stoep en als man in de auto relaxed blijf? Er is genoeg in de wereld om je druk te maken. Dit is het zeker niet.

Tijdens mijn opleiding tot pleegouder leerde ik dat het belangrijk is om je bewust te zijn van dat je alleen controle hebt over je eigen gedrag, en niet over dat van je (pleeg)kind. Het enige dat je kan doen is hem vertellen wat zijn gedrag met jou doet. Dat is een mooie kerstgedachte. Laten we erg ambitieus zijn voor ons eigen gedrag en niet voor dat van anderen. Dat is al lastig genoeg.

Tien minuten later sta ik nog steeds op het schoolplein. Het duurt lang voor mijn zoon uit school komt, later zou hij uitleggen dat hij als taakje heeft om de potloden te slijpen. Ondertussen heb ik tijd om te beslissen of ik het laatste croissantje tijdens de lunch in tweeën zal delen of dat ik zal vertellen waarom het eerste op is.

Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.

Dai Carter in Zwolle

De zon schijnt in Zwolle als ik sta te wachten op een collega. Voor de Spar staat een man met een bijbel in zijn hand en de stem van Dai Carter. Hij praat met de rollende ‘r’ van de ex-commando (bekend van het tv-programma Kamp Van Koningsbrugge) en heeft een hoopvolle boodschap: wat je ook gedaan hebt, God zal je redden. Zelfs als je pornografie hebt gekeken. Dan volgt de zonde van de omgang met een vrouw buiten het huwelijk. Ik verbaas me weer eens over de focus van religie op wat er in de slaapkamer gebeurt. Toch is het op een merkwaardige manier ook prettig om een overtuigd persoon te zien in deze tijden van onzekerheid.

Meningen zijn, zoals schrijver Philip Huff zo mooi zei, net als oksels: iedereen heeft ze. Het is tegenwoordig zoeken naar meningen die echt de moeite waard zijn. ‘Dai’ heeft een geloofwaardige dictie, een keurig pak en een bijbel waar al eeuwen over wordt nagedacht. Het leeuwendeel van de meningen in ons land wordt echter met een paar tikken op een touchscreen de wereld in geslingerd, recht vanuit een gevoel of frustratie. Die meningen voegen zelden iets toe.

En als je eerlijk bent: hoeveel tijd ben jij bezig met je eigen mening? En hoeveel met het tot je nemen van de mening van een ander? En hoe vaak luister je vooral om een antwoord te kunnen geven? Op het werk is het toch niet anders? We moeten door om tempo te maken. We rennen zo hard, dat we vergeten de fiets te pakken. We pakken de opdracht die ons gegeven is en realiseren die zo snel en goed mogelijk. Hoe vaak pakken we de tijd om te kijken hoe het anders kan? Hoe vaak dagen we onszelf uit om onze eigen overtuigingen aan te passen aan de wereld om ons heen die in een razend tempo verandert? Hoe vaak zijn we bezig om iemand met een andere mening echt te horen en uit te dagen om die mening aan te scherpen?

Het aanscherpen of bijstellen van een mening is lastig, dan lijkt het alsof je er vooraf niet goed over hebt nagedacht. Ben je dan wel een echte expert? Weet je dan wel waar je over praat? Karin Bloemen zei het pas mooi: we moeten zwakte en kwetsbaarheid net zo toelaten als kracht. Een stoere mening lijkt misschien krachtig, maar even twijfelen levert vaak meer op. Een goede expert weet het niet altijd.

‘Dai’ staat nog steeds luid te preken als mijn collega uit de stationstunnel aan komt lopen. Mensen lopen massaal langs de predikant. Het leeuwendeel van hen heeft hem vast niet eens gezien. Zelfs bij het woord sodomie (daar is hij ook op tegen) kijkt niemand op. Het lijkt hem niet te storen: hij weet wat hij wil zeggen en hoe hij dit overtuigend kan brengen. Ik heb geluisterd, er rustig over nagedacht en besloten dat ik het niet met hem eens ben. Ondertussen heeft hij me wel tien minuten buitengewoon vermaakt.

Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.

Onder een dekentje

Dit jaar gaat alles kapot. In enkele weken geven mijn auto, koelkast en wasmachine er de brui aan. Nou is mij bekend dat kamerplanten mijn aanwezigheid niet lang overleven, maar apparaten wisten – tot nu toe – mijn liefde wel te waarderen.

De druppel die de emmer deed overlopen was die wasmachine. Deze ramp gebeurde op zo’n dag in de herfst waarop de regen ontroostbaar is. Boven in mijn huis hoorde ik een traumaheli in ons washok landen en direct hierna viel de stroom uit. Ik checkte of ik een ‘NL Alert’ had gekregen, liep naar boven en rook de geur van verbrand rubber.

De monteur zei: ‘Dertien jaar. Dat is een ouwertje’. Dit voelde als een persoonlijke belediging. Ik ben een positief mens, bij de pakken neerzitten doen we niet, dus de dag erop laat ik het karkas van de machine de trap afglijden op weg naar het grofvuil. ‘Ach, de trap moest toch al een nieuwe laag lak hebben,’ denk ik opgeruimd als ik het sleepspoor van splinters in het ruim honderd jaar oude hout zie.

Ik bestel een nieuwe machine en twee dagen later wordt hij geleverd. Volgens het vinkje in het bestelformulier wordt hij netjes op de drempel gezet. Het apparaat gaat gelukkig eenvoudiger naar boven dan dat ik het karkas beneden kreeg. En dan dacht ik dat ik de theorie van de zwaartekracht wel begrepen had.

Een uurtje later staat hij keurig in zijn hok. Hij doet exact hetzelfde als zijn voorganger, met als nieuwtje dat ik contact met hem kan opnemen via de mobiele telefoon. Waar ik overigens het nut niet van inzie, want het is niet dat hij mij even appt als de was klaar is of vraagt of hij een extra rondje moet centrifugeren.

Maar goed, het apparaat staat twee weken zijn werk te doen, terwijl het buiten nog steeds regent, als er ineens wéér een helikopter in het washok landt. Ik ruik dit keer geen rubber, maar het apparaat waggelt wel als een eend door het hok en laat een spoor van cementgruis achter. 

Chagrijnig trek ik de stekker uit het stopcontact, loop over de gesplinterde trap naar beneden en ga in de woonkamer mokkend onder een dekentje zitten. Ik roep keihard een aantal vieze woorden, haal diep adem en prijs mezelf gelukkig met veel vrienden met veel wasmachines. Natuurlijk: alles gaat kapot dit jaar, maar alles is ook te ‘repareren’. Of – zoals de monteur een week later zou zeggen: ‘Trommel kapot, chassis naar de knoppen, deuken in de ombouw – jullie hebben een nieuwe nodig.’

Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.