Onder een dekentje

Dit jaar gaat alles kapot. In enkele weken geven mijn auto, koelkast en wasmachine er de brui aan. Nou is mij bekend dat kamerplanten mijn aanwezigheid niet lang overleven, maar apparaten wisten – tot nu toe – mijn liefde wel te waarderen.

De druppel die de emmer deed overlopen was die wasmachine. Deze ramp gebeurde op zo’n dag in de herfst waarop de regen ontroostbaar is. Boven in mijn huis hoorde ik een traumaheli in ons washok landen en direct hierna viel de stroom uit. Ik checkte of ik een ‘NL Alert’ had gekregen, liep naar boven en rook de geur van verbrand rubber.

De monteur zei: ‘Dertien jaar. Dat is een ouwertje’. Dit voelde als een persoonlijke belediging. Ik ben een positief mens, bij de pakken neerzitten doen we niet, dus de dag erop laat ik het karkas van de machine de trap afglijden op weg naar het grofvuil. ‘Ach, de trap moest toch al een nieuwe laag lak hebben,’ denk ik opgeruimd als ik het sleepspoor van splinters in het ruim honderd jaar oude hout zie.

Ik bestel een nieuwe machine en twee dagen later wordt hij geleverd. Volgens het vinkje in het bestelformulier wordt hij netjes op de drempel gezet. Het apparaat gaat gelukkig eenvoudiger naar boven dan dat ik het karkas beneden kreeg. En dan dacht ik dat ik de theorie van de zwaartekracht wel begrepen had.

Een uurtje later staat hij keurig in zijn hok. Hij doet exact hetzelfde als zijn voorganger, met als nieuwtje dat ik contact met hem kan opnemen via de mobiele telefoon. Waar ik overigens het nut niet van inzie, want het is niet dat hij mij even appt als de was klaar is of vraagt of hij een extra rondje moet centrifugeren.

Maar goed, het apparaat staat twee weken zijn werk te doen, terwijl het buiten nog steeds regent, als er ineens wéér een helikopter in het washok landt. Ik ruik dit keer geen rubber, maar het apparaat waggelt wel als een eend door het hok en laat een spoor van cementgruis achter. 

Chagrijnig trek ik de stekker uit het stopcontact, loop over de gesplinterde trap naar beneden en ga in de woonkamer mokkend onder een dekentje zitten. Ik roep keihard een aantal vieze woorden, haal diep adem en prijs mezelf gelukkig met veel vrienden met veel wasmachines. Natuurlijk: alles gaat kapot dit jaar, maar alles is ook te ‘repareren’. Of – zoals de monteur een week later zou zeggen: ‘Trommel kapot, chassis naar de knoppen, deuken in de ombouw – jullie hebben een nieuwe nodig.’

Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.