Naar de tram

Mijn pleegzoon is langzaam omdat hij het leuk vindt dat we samen met de bus gaan. Ik praat hem in zijn schoenen (nee niet je laarzen) en coach hem heel mindfull in zijn jas (nee niet binnenstebuiten, grapjas).
We lopen naar de bushalte. Hij stopt om minutenlang naar een lieveheersbeestje te kijken. We voorkomen dat het dier overreden wordt.
‘Kom op! We komen niet op tijd voor de bus.’
Hij ziet een lantaarnpaal die scheef staat en moet er verwonderd naar kijken. De wereld staat even stil.
‘We missen de bus!’
En dan komt er een mooie auto langs. Nee ik zeg het verkeerd, een coole auto. Daar kan je niet lopend naar kijken. 
‘Verdomme gast. Ik blijf niet zeggen dat we naar de tram moeten.’
Hij moet heel hard lachen: ‘Je zei tram, maar het is de bus.’