Hier voel ik de wind in mijn haren en de bescheiden zon op mijn gezicht. Er was kans op nachtvorst maar later deze week zou die kans afnemen.
Als ik twee dagen met de auto goed doorrij kan ik de drones en raketten zien vallen.
Als ik drie kwartier met de trein ga kan ik zien hoe mijn zusje haar eerste chemo krijgt.
Als ik tien kilometer zou kunnen stijgen zie ik hoe honderden satelieten een nieuwe strijd uitvechten over wie in de ruimte de langste heeft.
Als ik dan naar beneden zou kijken zou ik zie hoe magisch groen de aarde is. Hoe uniek. En hoe kwestbaar.
Ik zou zoveel meer kunnen doen.
Toch sta ik hier en wacht op de bus terwijl de wind bescheiden waait en de zon mijn gezicht verwarmt.
Tag: verhaal
Bedreiging
Ze keert zich ineens om, kijkt me aan en blaft: ‘Waarom loop je niet door?’ We staan samen op de stoep. Een aantal straatlantarens is uitgevallen. Dit verval van de collectiviteit zie je vaker in ons dorp waarin veel mensen rijk zijn en daarom buitensporig veel energie steken in het betalen van zo min mogelijk belasting. Ik ken de vrouw niet. Net liep ze nog voor me en was ik nog bezig een beleefde afstand aan te houden, zoals dit hoort bij vrouwen als de zon onder is.
‘Waarop loop je niet door?’ vraagt ze nog een keer aan me, terwijl ze een stap mijn richting op doet. Ik vind het intimiderend. Ze komt in mijn zone en daar heeft ze niets te zoeken. Ik bepaal wie er bij mij in de buurt komt, en tegelijk ruikt ze lekker. Haar geur is een parfum dat aangenaam gemixt is met menselijkheid en ik meen ook wat alcohol te ruiken, ik denk een stevige IPA gezien de hoppige tonen.
Ik ben bijna thuis. Ik was achter haar blijven lopen omdat als ik haar had ingehaald ik haar had moeten afsnijden om bij mijn voordeur rechtsaf te slaan. Tussen mij en mijn voordeur wacht zij op antwoord.
‘Kijk me aan.’ Erg vriendelijk vind ik haar niet, maar bang ben ik ook niet. Als ik een vrouw was zou ik misschien om me heen kijken en opties afwegen. Zou ik gillen? Ergens aanbellen? Wegrennen? Haar een tik geven?
‘Waarom?’ Ze blaf niet meer maar schreeuwt. Ik ben bang dat de buurman naar het raam komt. Dan toch maar antwoorden. ‘Ben bijna thuis.’
‘Oh. Waar woon je dan?’ Ik word moe van haar vragen. Ik heb tot laat gewerkt en ben kapot. Ik wil voor de televisie zitten en zoutloze talkshows kijken. Ik wil niet met mensen praten, dat doe ik de hele dag al.
‘Gaat je niet aan.’
‘Wel als je hiermee kan bewijzen dat je niet van plan was in het donker achter me aan te sluipen.’
‘Niet.’ Ik voel me net een kleine kleuter die bij de juf moet komen omdat hij iets doms heeft gedaan.
‘Dus?’
‘Loop door, dan kan ik naar huis.’
Ze doet een stap naar achteren en ik blijf staan. ‘Loop dan!’ roept ze. Ik zie nu pas dat ze een grijns op haar gezicht heeft. Ze maakt een handgebaar dat ik haar kant op moet komen. Ik doe een stap naar voren en zij een naar achteren.
Als ik voor mijn deur sta spring ik naar rechts, steek de sleutel in het slot, duik naar binnen en gooi de deur achter me dicht.
Buiten hoor ik haar had lachen. ‘Lafbek!’ schreeuwt ze giechelend.
Ik zit op de trap en voel mijn hart in mijn keel.
Wat een dag
Een oude vrouw die bij een eerste aanblik in zwart-wit lijkt te zijn gefotografeerd staat met een voet op de lijn waarop staat ‘rookvrije zone’. Gehaast werkt ze een sigaret weg . Zou dit in het Guiness World Records boek staan? Hoeveel trekken er minimaal nodig zijn om een sigaret te roken?
(En dan ga ik toch even googelen. Er was bijna een record van ene Stefan Sigmond in 1996. Hij deed iets minder dan zes minuten over 800 sigaretten. Het werd echter geweigerd aangezien de poging gevaarlijk en ongezond is. En ineens moet ik denken aan eetwedstrijden en records, maar ik stop met Google.)
Aan de hand van de vrouw hangt een tas van Rituals. Ik zie voor me hoe ze aan het einde van een te lange werkdag haar op vergulde pootjes rustende ligbad vol laat lopen, de wolk van eucalyptus inloopt, het schuim met een hand opklopt en zich langzaam in het water laat zakken. De peuk die ze nu in haar mondhoek heeft hangen krijgt beduidend meer tijd om tot haar longen door te dringen. Ze zucht en zegt: ‘Wat een dag.’
Impulsiviteit en empathie
Enkele weken geleden zat ik op een bankje op station Breda te wachten op mijn aansluiting. Op mijn hoofd had ik, denk ik, wat stevige muziek aanstaan. Laten we zeggen de laatste van Dream Theater. Op een gegeven moment zie ik hoe een vrouw van een jaar of twintig een bankje verderop gaat zitten. Een wat oudere smoezelige man vraagt haar wat en zij antwoordt beleefd. Even later schuift hij meer haar kant op. Aan alles kan je zien dat zij hier niets van moet hebben.
Ik laat dit gebeuren, hoewel ik echt wel weet hoe het er – ook zonder geluid – uit ziet als een vrouw niets van je moet hebben. Op een gegeven moment staat ze op en gaat ze bij een leeftijdgenoot zitten. Ze praten samen het ongemak weg.
Een paar weken later zit ik in de laatste bus. Er stapt een jongen in en hij laat zijn lege telefoon zien aan de chauffeur. De man schudt nee. Ik schuif The Cure van mijn oren en hoor hoe de chauffeur het systeem volgt en hoe de jongen zich zorgen maakt over hoe hij naar huis komt. Hij stapt uit en de bus rijdt weg. En ook hier heb ik niets gedaan. Hoe moeilijk was het geweest om even een kaartje voor hem te kopen?
Dit soort momenten zijn belangrijk. Telkens weer neem ik me voor – zonder na te denken – gewoon te handelen en vanuit je gevoel het juiste te doen. Ik ben zo niet gebouwd en opgevoed, maar impulsiviteit en empathie zijn cruciaal als we de wereld beter willen maken. Een klein stapje zetten, betekent dat we ons allemaal veiliger, prettiger en uiteindelijke vrijer kunnen voelen.
Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.
Vrouw, fles en fiets
In het bushokje zit een vrouw van een jaar of veertig. Buiten is het rond het vriespunt en naast haar staat een half lege fles gewürztraminer. Het lijkt me precies de juiste wijn voor de gelegenheid. Naast haar staat een roze damesfiets. Tergend langzaam rookt ze een sigaret.
Ik kan me een aantal dingen voorstellen. Toen haar man thuiskwam vertelde hij dat hij er klaar mee was. Dat hij al jaren een ander had, of sinds het vorige managementweekend iets met de secretaresse had gekregen. Hij had in ieder geval opties. Geen cliché is mijn gedachtewereld vreemd. Gevolg was wel dat hij aangaf dat ze iets anders moest gaan zoeken en zij was inmiddels haar vriendinnen verloren en had niet voldoende geld voor een hotel.
Het kan natuurlijk ook zijn dat ze ruzie kreeg met haar kat. Ik vind dat we vaak over katten te romantisch doen, het zijn uiteindelijk gewoon kleine tijgers die weinig mensen om zich heen dulden. Ze stond te blazen toen zij uit haar werk terugkwam. Nu even niet, dacht ze, pakte een fles uit de keuken en sloot de deur achter zich zonder de kattenbak te verversen.
En dan is er nog de optie dat ze een economische dakloze is die tijdelijk bij een goede vriendin verblijft. Haar vriendin heeft vandaag echter een date en daar wil ze deze avond ruimte voor hebben. Fysiek en qua geluid. Ze is vanaf een uur of twaalf weer welkom, want hij is niet het type dat mag blijven slapen.
Of ze zat thuis voor Netflix en bedacht zich ineens dat ze het leven zo niet voor haar gezien had, toen ze jong en veelbelovend was. Vrienden zijn weg, mannen willen alleen maar seks en blijven nooit hangen en de streamingdiensten heeft ze wel uitgekeken. Ze besluit een fles te pakken en in een drukke bushalte te gaan zitten om nog een beetje onder de mensen te komen.
Het kan allemaal en de bus rijdt verder.
Nou nou
Op een maandagochtend worden wij in een sprinter tegen elkaar gedrukt. De trein rijdt het station van de stad binnen. Je kunt aan ons alle vier zien dat we geen zin hebben om ons na het wilde weekend te schikken in de regels van de kantoortuin.
De trein is overvol en daarom staan we tegen de deur gedrukt. Een vrouw stift haar lippen, naast haar zwijgt een jongen met veel haar en tegen het klapstoeltje hangt een man van een jaar of zestig met de bril van een architect. Ikzelf wiebel wat heen en weer. Ik hou niet van stilstaan: dat is achteruitgang.
De vraag die me in deze prikkelrijke omgeving bezighoudt is: stap ik als eerste de trein uit of laat ik het aan een van hen? Het is net de slag om de ruimte. Ik vind dat ruimte geven belangrijker is dan ruimte nemen. Denk een moment aan de liefde: hoe kan je die ooit krijgen als je niets geeft? Toch heb ik mezelf nog geen half uur geleden de volle trein in geperst, ondanks dat de man met de architectenbril ‘Nou nou’ mompelde.
Forenzen duwen me in de rug en ik bedenk dat het zuur is dat individualisering ertoe leidt dat we anderen minder gunnen, in plaats van dat we er samen meer van maken.
Inmiddels remt de trein af en staan wij als pinguïns op een losgeslagen ijsschots te wiebelen tot hij schokkend tot stilstand komt. De dame trekt haar lip in een grijns en drukt kribbig op de knop, de zestiger kijkt nerveus naar buiten en de behaarde jongen zwijgt.
Zodra de deur opent, stapt de zestiger gedecideerd naar buiten, gevolgd door de jongen. De vrouw moet even bijkomen van de schouderduw die ze kreeg en stapt naar buiten. Ik schuifel haar achterna. Het perron staat vol met ongeduldig wachtende mensen. Klaar om zich de trein in te persen.
Dit artikel verscheen eerder in De Basis – het personeelsblad van de ministeries van BZK en VRO.
Restje van een breaker
Een vrouw van in de vijftig kijkt uit het raam naar de groene velden waar de forensentrein doorheen rijdt. Deze velden zijn hier vlak bij zee zeldzaam, het is een oase tussen twee steden. Al jaren praten politici er over om dit stuk land een bestemming te geven die economisch meer rendeert, zoals als bedrijventerrein, woonwijk of golfbaan. Ondertussen zie ik er in de spits vaak herten of ooievaars.
Haar hoofd leunt op de bontkraag van haar jas. Ze zuigt tevreden aan een breaker. “Banaan” staat er op. Blijkbaar is het ontbijt er bij ingeschoten. De dame rommelt wat onhandig met de breaker, het is helder dat het zuigen aan een zakje voor haar geen dagelijkse bezigheid is.
Dan rijden we de stad in en pakt ze helaas haar telefoon, maar ze belt niet. Ik ben er vrij zeker van dat ze kattenfilmpjes kijkt want ze glimlacht raadselachtig. Mensen lachen alleen maar zo bij kattenfilmpjes en porno en seks past niet bij deze vrouw.
Het laatste restje kan je niet elegant uit een breaker krijgen. Ook haar lukt dit niet. Ze rolt het pakje op en zuigt fanatiek, ondertussen bungelt de telefoon op haar knie. Ze kijkt ontevreden naar de ontzielde breaker en stopt het in het vuilnisbakje onder het raam.
Je weet maar nooit
Onlangs ging bij mijn buurman van zeventig het brandalarm af. Mijn buurvrouw is enkele jaren geleden overleden en daarom had hij zijn buurvrouw aan de andere kant, Annie, een sleutel gegeven. Want je weet maar nooit.
Ik heb die keuze nooit persoonlijk genomen tot het moment dat Annie zenuwachtig aan mijn antieke deurbel sjorde. Buurman nam zijn telefoon niet op, het brandalarm piepte nu al een uur en zij durfde echt niet naar binnen. Of ik dat wel durfde, was geen vraag. Ze zei er nog wel bij dat ze vooral bang was dat buurman niet meer leefde en duwde mij de sleutel in handen.
Ik was nog nooit in zijn huis geweest. Honderd jaar geleden moet zijn huis het spiegelbeeld van het mijne geweest zijn, maar dit herkende ik niet meer. De rookmelder piepte op de gang en ik zag geen rook of stof, maar ik liep toch maar naar de keuken. Er stond geen doorgekookt pannetje op het vuur. Ik liep methodisch de kamers langs, opende deuren, keek en rook.
‘Ik zie geen rook’, riep ik naar de voordeur.
‘Kijk toch maar even verder.’ Annie is er zo een die van aanpakken houdt.
Dus ik de trap op. De deur van zijn slaapkamer stond open en ik riep zijn naam. Die televisieprogramma’s over de politie hebben ook een nadeel: je weet dat ze vaak lijken vinden. Gelukkig zag ik hem gisteren nog en is het vandaag niet zo warm, bedacht mijn gruwelijk brein. Maar hij lag er niet. Ook was er geen rook. De lucht was wat muf, maar niet erger dan vroeger bij oma.
In zijn studeerkamer zat hij ook niet, maar er hing wel een poster van ‘The Dark Side of the Moon’. Het prisma op de voorkant staarde me geruststellend aan. We leven in een tijd waarin we steeds meer op onszelf zijn aangewezen, dan is het goed als buren dezelfde muziek draaien.
Bij de deur beneden stond Annie nog steeds in spanning te wiebelen. ‘Geen buurman, geen rook’, zei ik. Ik gaf Annie de sleutel en de batterij van de rookmelder en ze zei: ‘Goed dat we toch even gecheckt hebben. Ik zeg het wel tegen hem als hij thuis komt.’
Niet veel later kwam mijn buurman weer thuis van zijn bioscoopbezoek. De dag erop kreeg ik van hem ook een sleutel. Want je weet maar nooit.
Dit artikel verscheen eerder in Kortom – het personeelsblad van het Rijksvastgoedbedrijf.
Zegt het gewoon
Ik zit in de metro die vroeger een trein was. Naast me zit een tweetal vrouwen met een plat Rotterdams accent de wereld te bespreken. Of beter gezegd: hun wereld. Ze stappen in bij de halte van het vliegveld dat al jaren geen Zestienhoven meer heet.
‘Luistert dan. Dan ga je er gewoon op centraal onderdoor naar het volgende spoor. Daar is geen controle.’ De dame heeft paars haar.
Haar reisgenoot zucht. ‘Ik moet er echt op Centraal uit. En ik spring niet over het poortje zoals die jonge gasten.’ Ze grinniken onbedaarlijk als pubermeisjes.
‘Rotpoortjes. Kost je 350 euro als ze je pakken las ik ergens, ik schrok me kapot. Ik heb toch niet voor niets een vijfenzestigpluspas.’
‘Serieus?’ Ik snap niet helemaal waar de paarse dame op reageert: de 350 euro of de vijfenzestigpluspas.
Ze babbelen over de flat waar ze wonen. Ze vragen zich af of je in de parkeergarage ook in plaats van een auto twee motoren mag parkeren. Henk van 43A doet dit en zijn motoren lekken soms olie.
‘Anders ga je met je pasje twee keer. Dus eerst eruit en direct weer er in.’
‘Doet ie niet.’ Ik vraag me ineens af hoe de paarse dame dit heeft geleerd.
‘Zeker?’
‘Zeker.’
‘Anders. Anders zegt het gewoon.’
‘Ja dat kan natuurlijk ook.’ Ze giechelen. Het lachen van de paarse dame gaat over in een rokerige hoestbui.
Op het centraal station stappen ze samen uit en lopen de trap op. Ik kan helaas niet meer zien of ze over de poortjes springen.
Drie zeer korte verhalen
Stilte
Op het perron staat de man die veel geluid maakt al naast me. Hij is duidelijk niet doof, hij is gewoon van het type dat zich niets aantrekt van wat anderen horen. Tijdens de treinrit door de polder zal hij klikken als hij paarden ziet, giechelen bij de binnenkomst van een mooie dame en meerdere keren zal hij zijn neus ophalen en daarmee snot ruimte laten maken voor lucht. Hij krabt aan zijn zevendaags baardje en het geluid doet me denken aan hoe ik onlangs een houten kom met de hand glad aan het schuren was. Ik ben blij dat hij geen telefoon bij zich heeft om grappige filmpjes te gaan kijken.
Dille en Kamille
Ik bezoek een concert van een rockband waarbij het merendeel van de bandleden inmiddels is overleden. Ze zijn aangevuld met talentvolle studiomuzikanten of willekeurige familieleden. Om mij heen staan mannen van een jaar of zestig met spijkerjacks die niet meer dicht kunnen en waarop patches van rockbands zijn genaaid. De mannen gaan erg vaak naar het toilet, terwijl ze nauwelijks doordrinken. Een paar rijen achter hen staan hun vrouwen, waarvan een aantal een linnen tas van Dille en Kamille bij zich heeft. Als het concert is afgelopen zeggen mannen en vrouwen in koor: ‘Dat was gaaf zeg.’
Voordeel
De man staat in een winkel die vooral gespecialiseerd is in de laagste prijs. Het maakt daarbij niet uit of het om films, muziek, boeken of knutselspullen gaat: voordeel is de boodschap. Hij is een jaar of vijftig, opvallend kort en heeft een hangend buikje. Hij strekt zich uit naar de bovenste plank van de DVD’s. In de supermarkt zou ik hem aanbieden om te helpen, maar ik onderdruk de neiging. De man bladert door een stapel films met – naar ik kan zien – vooral naakte jongens. Haastig pakt hij twee films van Harry Potter uit het schap en steekt er een aantal van zijn jongens tussen. Hij schuifelt naar de kassa en vraagt fluisterend om een tasje. Als hij naar buiten loopt staat een vrouw hem op te wachten, ze geven elkaar en kus en lopen samen de winkelstraat in.