Fietsen in Afrika

Op de bijeenkomst van de sportvereniging zit de voorzitter voor de groep een Powerpointje weg te klikken. Hij benadrukt een keer of dertig dat het belangrijk is dat we als ouders ook zelf dingen doen. Participatie is het woord dat hij gebruikt. Ik vind dat woord een eufemisme dat zich qua impact het best laat vergelijken met het woord inslapen voor het vermoorden van je kat. Als hij dat woord gebruikt denk ik aan onze verzorgingsstaat en word ik sentimenteel. 

Hij geeft aan hoe belangrijk deze avond voor de ouders is. Hij legt uit dat de regels zijn veranderd en dat we ons als ouders hierin moeten verdiepen, zo is het veld dit jaar 90 graden gedraaid. Er is een landelijke commissie die zich hier elk jaar weer in verdiept en dit keer tot een andere keuze is komen. Hij sluit af door te zeggen dat hij eerder weg moet omdat hij moet pakken voor Afrika. De voorzitter gaat er namelijk fietsen voor het goede doel. De zaal zwijgt deemoedig.

Na zijn vertrek wordt uitgelegd hoe het trainingsschema van het jaar in elkaar zit. We krijgen de opdracht om op het veld te zijn, om te controleren of de trainingen goed gaan. We horen dat het leuk moet zijn. Dat de contributie verhoogd wordt. Dat je kleding moet aanschaffen met het logo en positief moet zijn. Ik knik en denk aan Afrika. In Afrika heb ik alleen maar mensen zien fietsen met de bagagedrager absurd hoog beladen met bananen en de voorzitter past niet in dit beeld.

Asfalt

Voor mijn huis voeren machines een fijn uitgewerkte choreografie op. Dansers in oranje hesjes weten hun plek, de belichting is niet subtiel maar wel doelgericht. Het is een feest van rook en kletterend grint. Ik ruik de geur van een tijd waarin het binnenste van de aarde nog stond voor rijkdom en niet voor een CO2-problem.

Naast me staat mijn dochter. Ze heeft haar raam wijd open gedaan en kijkt naar een machine die een laag asfalt uit onze straat freest. De bestuurder toetert als de vrachtauto voor hem – waarin het asfaltgruis terecht moet komen – te snel of te langzaam rijdt.

‘Zo kan ik niet slapen he,’ zegt ze. Ze pakt haar telefoon en begint de voorstelling te filmen. Godzijdank begint de zomervakantie bijna.

Dit begreep ik later

Toen ik een jaar of vijftien was, werkte ik in de bibliotheek in ons provinciestadje. Ik had mazzel. Ik hoefde alleen studieboeken op volgorde van hun SISO-code te zetten. De halve meter boeken van Loe de Jong over de Tweede Wereldoorlog waren een makkie. Er waren anderen die literaire thrillers op alfabet moesten zetten, dat was elke week weer een zooitje. Toen was ik een brave jongen. Het haar dat over mijn schouders hing en de sweater met een grafsteen van Persistence of Time van de band Anthrax deden hier niets aan af.

De leiding van de sorteerploeg was in handen van een bibliothecaresse die van het boos toespreken van pubers haar hobby had gemaakt. Ik vermoed dat ze zelf geen kinderen had, maar wel de behoefte had om op te voeden. Aan de voorkant moest je een liniaal langs de boeken kunnen houden, als er eentje scheef stond kreeg je een uitbrander.

Het zal inmiddels wel verjaard zijn. Ik hielp mijn ploeggenoten om achter Loe een baaltje wiet te verstoppen. Roken deed ik zelf niet natuurlijk. Even twijfelde ik toen de harpist van een orkest waar ik toen in speelde bij de groep kwam, ik had begrepen dat opscheppen goed werkte bij het andere geslacht. Later begreep ik dat ze niet wilde dat ik op zou scheppen, maar dat mijn lange krullen voldoende waren geweest. We begrepen elkaar, omdat we klassieke muziek maakten en van heavy metal hielden. Dat is een volstrekt logische combinatie voor wie geleerd heeft naar muziek te luisteren.

In kijken, luisteren en begrijpen in de sociale context was ik in die tijd slechter dan vandaag. Ik was vooral bezig om Loe langs een liniaal te zetten voor een paar euro per uur die ik dan weer ging uitgeven in de lokale muziekwinkel. Ze had naar me gekeken begreep ik later. Het had van alles kunnen worden, begreep ik later. Ik had ook de boel een keer scheef kunnen zetten, begreep ik later.

Er is ook zoiets als doen wat je wilt, los van doen wat je gevraagd wordt. Dat begreep ik later. En daarom rijd ik nu altijd tien kilometer per uur harder dan (vermoedelijk) is toegestaan.

Geduld

Mijn pleegkind heeft in het begin van zijn leven geleerd dat wij als volwassenen niet te vertrouwen zijn. Dit vertrouwen krijgen wij pas heel langzaam terug. Hij en wij gaan een groot deel van zijn en ons leven last hebben van wat andere volwassenen hem hebben aangedaan.

Het woord aangedaan klinkt misschien zwaar, toch past het want wij waren er niet toen dat wel nodig is. Er is een reden waarom de meest kind-hatende mensen zorgzaam worden als ze een baby zien. Zorgen wij als volwassenen – om wat voor reden dan ook – niet voor een baby dan gaat er iets goed fout.

Volwassenen zijn niet te vertrouwen en dat krijgen alle volwassenen die hij nu ontmoet keihard terug. Allemaal zullen we heel lang de tijd moet nemen om zijn vertrouwen te krijgen. De voetbaltrainer, de zwemjuf, de juf en meester in de klas. De opgave is niet groot. We moeten wachten tot hij rustig wordt en zichzelf kan zijn.

Ik hoor wel eens dat dit niet normaal is. Dat het niet werkbaar is als een kind de hele tijd langs de kant van het veld staat of weigert om het water in het gaan. Soms doet hij dit een of twee lessen, maar ook wel eens een half jaar. Ons systeem werkt zo niet, we hebben ons hele leven zo ingericht alsof we het hebben over de optimalisatie van het productieproces van een auto. Alsof zorg en onderwijs een lopende band zijn die altijd op hetzelfde tempo draait. De term wachtlijst alleen al. Het budget staat centraal en tijd is geld.

Jammer dan, denk ik. Dat hadden we eerder moeten bedenken. Wij waren het als volwassenen die niet voor hem zorgden. Wij waren het die vergaten hem eten te geven. Bij ons was hij niet veilig. Natuurlijk was een goede knuffel en en een boterham op zijn tijd voor iedereen beter geweest, maar dat is niet gebeurd en hij kan hier niets aan doen. Wij wel.

Wat overblijft is niets dan geduld. We draaien de band lekker op het tempo dat hij aangeeft, en dan komt het allemaal helemaal goed. Stapje voor stapje haalt hij uiteindelijk iedereen in.

Snuffie

Wij hadden thuis geen dieren. Ik loop met een stijf konijn op de spade naar de groene bak. Haar zusje loopt rondjes in de ren. Ze was nog te jong en gisteren liep ze nog vrolijk rond. Het is erg heet. Ik zie dat er veel dodelijke vliegen in de tuin zijn. Zouden we het hok vaak genoeg schoon hebben gemaakt? Hadden we haar niet moeten inenten tegen iets?

Dadelijk komt mijn dochter (7) thuis van een vakantietrip. Het konijn van mijn zoon leeft nog. Ik weet niet hoe dat is, een kind zijn en een dood huisdier hebben. Ze zal wel huilen. Ik hoop dat ze in een konijnenhemel gelooft.