Jongeren om mij heen

Ik kijk omhoog naar de kantoortoren waar ik voor mijn pensioen elke dag door de toegangspoort liep. Hoofd van het stafbureau van de Minister. Het was hard werken voor steeds jonger wordende blagen die steeds minder de tijd namen om zich het vak eigen te maken. Nu zit ik op de eeuwenoude stenen en staan er mensen om me heen. Een jongeman loopt onrustig rond met een telefoon aan zijn oor.

Zou hij niet door hebben dat ik hem kan verstaan? Sommige jongere mensen denken blijkbaar dat alle ouderen doof zijn. Velen zijn dat ook , maar ik niet. Ik blijf jong door elke maand naar een concert te gaan in de schouwburg. Het ventje zegt dat er een vrouw is gevallen en dat ze geen ambulance wil. Waarom vraagt hij mij niets, denk ik, dit gedrag had ik vroeger op kantoor niet toegestaan.

Ik ben gestruikeld, dat is waar en ik ben wat wazig, maar er is geen reden voor die jongeren om mij heen om zo geschokt te kijken. Ik heb een oude kop: karakter. In deze totempaal is vandaag een nieuwe herinnering geëtst. Een pleister erop en we gaan door. Tegenwoordig hechten ze een wond al bij een muggenbeet en als het enigszins kan kijkt ook een plastisch chirurg mee. Die kan dan direct ook andere zaken rechttrekken en voorkomen dat de tijd ons aan te zien is. Leven is ouder worden. Dat stopt pas als je dood bent.

Ik sta op, maar ben toch nog wat draaierig. Verdomme, zal je net zien en – ja hoor – ik zit weer op de straat. Laat toch maar komen zegt de jongen tegen de telefoon. Waarom vraag je het mij niet, denk ik, maar het komt mijn mond niet uit. Dat is ook zoiets: je moet oppassen dat je goed uit je woorden komt, want voor je het weet ben je verward en mag je niet meer thuis wonen. Nee. Ik wacht en laat het allemaal gebeuren. De temperatuur is aangenaam en het is droog. Er zijn slechtere dagen om op de straat te zitten.

Fietsen in Afrika

Op de bijeenkomst van de sportvereniging zit de voorzitter voor de groep een Powerpointje weg te klikken. Hij benadrukt een keer of dertig dat het belangrijk is dat we als ouders ook zelf dingen doen. Participatie is het woord dat hij gebruikt. Ik vind dat woord een eufemisme dat zich qua impact het best laat vergelijken met het woord inslapen voor het vermoorden van je kat. Als hij dat woord gebruikt denk ik aan onze verzorgingsstaat en word ik sentimenteel. 

Hij geeft aan hoe belangrijk deze avond voor de ouders is. Hij legt uit dat de regels zijn veranderd en dat we ons als ouders hierin moeten verdiepen, zo is het veld dit jaar 90 graden gedraaid. Er is een landelijke commissie die zich hier elk jaar weer in verdiept en dit keer tot een andere keuze is komen. Hij sluit af door te zeggen dat hij eerder weg moet omdat hij moet pakken voor Afrika. De voorzitter gaat er namelijk fietsen voor het goede doel. De zaal zwijgt deemoedig.

Na zijn vertrek wordt uitgelegd hoe het trainingsschema van het jaar in elkaar zit. We krijgen de opdracht om op het veld te zijn, om te controleren of de trainingen goed gaan. We horen dat het leuk moet zijn. Dat de contributie verhoogd wordt. Dat je kleding moet aanschaffen met het logo en positief moet zijn. Ik knik en denk aan Afrika. In Afrika heb ik alleen maar mensen zien fietsen met de bagagedrager absurd hoog beladen met bananen en de voorzitter past niet in dit beeld.