Amsterdam

Ik slaap in een hotelkamer zonder stoel of tafel, omdat er geen ruimte voor is. Een eigen wc en douche heb ik wel. Er kan een dakraam open, waar ook dieven door naar binnen kunnen. Dit is Amsterdam.
Douchen doe je met de deur dicht, vanwege het brandalarm. De Duitse jongens die voor mij incheckten vroegen naar de dichtstbijzijnde coffeeshop. Ik slaap niet naakt want het brandalarm gaat vast af vannacht.
Ik betaalde cash een borg van vijftig euro, maar zie niet in hoe ik in deze kamer voor dit bedrag iets kan slopen. Misschien als ik de televisie meeneem en ook de relatief nieuwe wc-pot. Maar de trap is erg steil en er staat een camera op de voordeur. Via het dakraam kan maar ik heb geen idee waar ik uitkom.
Maar dit is Amsterdam dus ben ik in vijf minuten bij Paradiso, Museumplein en binnen een kwartier bij Frascati. Bij het laatste theater zie ik een toneelstuk. Ik zie een bekende acteur in de zaal. Een karakterkop wiens naam ik niet weet maar die Ramses speelt. Het stuk is zo creatief dat het voor mij niet te volgen is. Ik voel me aangenaam cultureel underdressed als ik de zaal verlaat.
Op het tapijt van de hotelkamer zit een bruine bloedvlek in de vorm van een hartje. Als je het ziet, moet je er naar blijven kijken. Is het van een neus, een koppige pukkel of iemand die te veel gesnoven heeft?
Dan ga ik slapen. Het voelt alsof uit het hele gebouw warmte naar mijn kamer komt. Het open raam helpt niet, dus ik lees. En als ik net in slaap gevallen ben gaat natuurlijk dat brandalarm af. Ook dat is Amsterdam.


Waar ik from ben

Het is avond en ik loop door de grote stad. Ik ben een weekend alleen omdat we thuis van corona geleerd hebben dat tijd zonder kinderen belangrijk is. Die middag bezocht ik een museum en die avond staat een concert in de poptempel in de planning.

Ik merk dat als je niet reserveert je in je eentje bij alle goede restaurants “fully booked” te horen krijgt. Een buik die laat zien dat ik voor twee eet, helpt hier niet eens bij. Ik haat het om afgewezen te worden en ga dus na twee pogingen naar de toeristenbuurt. Hier staan mannen voor hun bedrijf om je naar hun middelmatige eten te lokken. De keuze is top: ik kan bij een tent kiezen tussen Thais, Italiaans en Argentijns.

Ik zit onder de terrasheater en observeer de jongen die mensen naar binnen lokt. Het werkt eigenlijk net als versieren. Hij probeert het erg vaak, wordt toegelachen, uitgelachen of genegeerd. Hij zegt telkens: ‘Ik zie dat je honger hebt’. Hij spreekt wel tien talen, of in ieder geval voldoende zodat de ander denkt dat hij die persoon begrijpt. Als ze ernaar vragen is het eten hier altijd het beste in de stad en hij brengt het zo overdreven dat het charmant is. Hij zoekt de grens op en gaat er net niet overheen.

Mensen willen voorgelogen worden, als ze maar een prettig gevoel krijgen. Mensen vragen of er een aanbieding is vanavond. Die is er niet, maar het is wel een speciale avond die ze nog nooit van hun leven mee hebben gemaakt. Die belofte doet het hem vaak. Ze gaan bijna allemaal voor de bijl. Het is net zo simpel als effectief.

Ik eet mijn pizza die ik Argentijns vindt smaken en tik een halve liter Thais bier naar binnen. Als de straat even stil is vraagt de lokker waar ik from ben. Ik zegt dat dit Nederland is. Hij vraagt verwonderd waarom ik alleen ben. Ik zeg corona, hij glimlacht en er komt weer een groepje willige toeristen. Als ik betaald heb weet ik nog niet of hij denkt dat mijn familie onder de zoden ligt vanwege corona, of dat ik daarom van mijn vrouw gescheiden ben. Het maakt niet uit.

Ik loop verder door de stad. Er is nog tijd voor het concert begint, dus ik loop door een park waar in dundruk irritant vaak erudiet over wordt geschreven. De grote stad, is de stad die men tot vervelens toe gebruikt als decor van goede boeken, maar het is vooral ook de stad waarin je als alleenstaande eter afgewezen wordt omdat er meer rendement te halen valt uit een tafel voor twee.