Wat zou u doen om de wereld te redden?

Aan het overkant van het gangpad in de sprinter zit een dame die lijkt op actrice Emma Thompson te lezen in het magazine van de Volkskrant. Van afstand zie ik dat ze de rubriek voor zich heeft waarin mensen elkaar tips geven over moeilijke situaties in het leven. Ik heb deze week nog geen advies gegeven, dus ik zoek hem op in de app.

De casus is als volgt. Een stel van begin dertig twijfelt erover om kinderen te krijgen vanwege de klimaatcrises. Gelukkig heb ook ik direct een mening. Het moet toch mogelijk zijn om zelf als mens gelukkig te zijn en tegelijk rekening te houden met de toekomst van de aarde? Een mens lost nooit alle miserie in een mensenleven op en elk mens kan ook een bijdrage leveren. Overigens kan een nieuwe generatie ook op een andere manier een bijdrage leveren aan een betere wereld: we zijn als mensen meer dan onze CO2-footprint. Ik kijk het raam uit en ben tevreden met mijn analyse.

De dame fronst tijdens het lezen en kijkt ook naar mijn weilanden. Tegenover haar zit een jongeman met een dreumes op schoot. Het kind brult af en toe en de vader stopt een mariakaakje in het muiltje, dit levert hem telkens een paar minuten rust op.
In de spiegeling van de ruit zie ik hoe de dame doorbladert naar de column van Eva Hoeke. Ik browse als een digitale stalker door de app. Hoeke vertelt over een film waarin een vrouw centraal staat die in haar leven een sekspartner (haar inmiddels overleden man) heeft gehad. Maar één sekspartner schrijft ze, woorden zijn belangrijk. Na de dood van haar man heeft ze een sekswerker ingehuurd die met haar het hele programma van technieken afwerkt waar ze de afgelopen decennia niet aan toe is gekomen. De vrouw in de trein is erg lang aan het lezen, glimlacht en tuit haar lippen.

En dan is het kaakje op en schreeuwt de dreumes iets naar zijn vader. Ik bedenk dat zijn welzijn altijd centraal moet staan. Dan we allemaal ons best moeten doen om zo min mogelijk een last voor de aarde te zijn, maar dat we zeker niet moeten stoppen met leven. Dat we allemaal moeten weten of we gelukkig zijn met een, twee of honderden partners en in welke verband. Dat iedereen de worsteling om keuzes te maken zelf zal moeten ondergaan.

De wereld wordt er niet beter van als we elkaar de maat nemen. De wereld wordt er niet beter van als iemand zegt wat je moet doen, ook al luister je niet. De wereld wordt er beter van als we elkaar ruimte geven om te ademen.

Jongeren om mij heen

Ik kijk omhoog naar de kantoortoren waar ik voor mijn pensioen elke dag door de toegangspoort liep. Hoofd van het stafbureau van de Minister. Het was hard werken voor steeds jonger wordende blagen die steeds minder de tijd namen om zich het vak eigen te maken. Nu zit ik op de eeuwenoude stenen en staan er mensen om me heen. Een jongeman loopt onrustig rond met een telefoon aan zijn oor.

Zou hij niet door hebben dat ik hem kan verstaan? Sommige jongere mensen denken blijkbaar dat alle ouderen doof zijn. Velen zijn dat ook , maar ik niet. Ik blijf jong door elke maand naar een concert te gaan in de schouwburg. Het ventje zegt dat er een vrouw is gevallen en dat ze geen ambulance wil. Waarom vraagt hij mij niets, denk ik, dit gedrag had ik vroeger op kantoor niet toegestaan.

Ik ben gestruikeld, dat is waar en ik ben wat wazig, maar er is geen reden voor die jongeren om mij heen om zo geschokt te kijken. Ik heb een oude kop: karakter. In deze totempaal is vandaag een nieuwe herinnering geëtst. Een pleister erop en we gaan door. Tegenwoordig hechten ze een wond al bij een muggenbeet en als het enigszins kan kijkt ook een plastisch chirurg mee. Die kan dan direct ook andere zaken rechttrekken en voorkomen dat de tijd ons aan te zien is. Leven is ouder worden. Dat stopt pas als je dood bent.

Ik sta op, maar ben toch nog wat draaierig. Verdomme, zal je net zien en – ja hoor – ik zit weer op de straat. Laat toch maar komen zegt de jongen tegen de telefoon. Waarom vraag je het mij niet, denk ik, maar het komt mijn mond niet uit. Dat is ook zoiets: je moet oppassen dat je goed uit je woorden komt, want voor je het weet ben je verward en mag je niet meer thuis wonen. Nee. Ik wacht en laat het allemaal gebeuren. De temperatuur is aangenaam en het is droog. Er zijn slechtere dagen om op de straat te zitten.

Aan een cursus beginnen

Het is een mooie frisse avond, waarop de lente zich aankondigt en ik zou beginnen aan een schrijfcursus in de grote stad. Om eerlijk te zijn: het volgen van een cursus vind ik soms nog fijner dan het schrijven zelf. Een belangrijk voordeel is dat je een periode gedwongen veel schrijft. Daarnaast tref je ook nog eens andere gekken met een voorkeur voor een afgewogen woordkeus. Andere mensen treffen is op zich al van waarde, soms denk ik dat het verstandig zou zijn als mensen elke tien jaar verplicht de helft van hun vrienden inwisselen. Voor jezelf, maar ook voor het landsbelang. Vrede bereiken we door met elkaar te praten. Maar laat ik niet uitweiden, dit stuk wordt toch al langer dan functioneel. Geen overbodige informatie in je tekst, eigenlijk zegt elke schrijfdocent dat. Of – met iets meer nuance – het moet duidelijk zijn waar je met je lezer naartoe werkt. En u heeft nu nog geen idee, is het wel?

Enfin. Een cursus column is het dus geworden. Ik draal even voor het mooie pand waar ik eerder al lessen volgde. Binnen is het druk en in de keuken staan cursisten met denkrimpels een theezakje in hun kopje te dippen. Te veel mensen, te weinig ruimte. Veel meisjes van vijftig en dames van twintig. Af en toe zie ik een man om zich heen kijken met de verwarde blik van de heteroseksuele man die te veel prikkels krijgt van al die vrouwen om hem heen.

Ik zit in een hoekje en kijk, luister en ruik. Ik heb al eerder geleerd dat observeren essentieel is als je schrijver wil zijn. Toch zal ik vandaag geen betere schrijver worden. Bij de deur was me al een voorwaarschuwing gegeven en nu hoor ik het echt: ik sta niet op de lijst, maar wel over enkele maanden. Iets met een cursus voor de zomer en een voor het voorjaar. Wat ben ik nou voor schrijver als ik niet eens accuraat kan lezen? Ik mocht wel voor een keer bij de les komen zitten, de docent had er geen problemen mee, er waren toch mensen afwezig. Ik knikte nee en dacht: wat is dat nou voor houding als je bij de eerste les al afwezig bent? Ik zeg “tot over een paar maanden” en loop de deur uit.

Op dat moment neemt een bijna magische ervaring mij over. Vanaf het moment dat ik wegloopt bij de school voelt het alsof iets mijn benen naar de grond trekt en zorgt dat ik moeite heb om vooruit te komen. Lopen wordt een gevecht en ik heb ineens een zwaar gemoed. Stemmen komen in mijn hoofd op: ‘Waarom ging ik niet gewoon bij die les zitten? Ik was er nu toch en ik had mijn broer als oppas? En nee, jij zit niet in de weg.’

Ik sleep mijzelf over de inmiddels koude straten en ga vanuit pure frustratie een goedkope winkel in om een broek te kopen. Alsof de kinderhandjes die deze broek hebben gemaakt er iets aan kunnen doen dat ik niet impulsief kan zijn. Het zegt ook veel over hoe ik schrijf. Het is natuurlijk zo veel makkelijker om te denken: ‘Hier kan ik over schrijven’ en lekker toe te kijken, dan om de situatie te laten gebeuren. Het gevolg dat als je niets spannends beleeft en uiteindelijk weinig meer overblijft om over te schrijven.

In de trein terug heb ik inmiddels bedacht dat het een goede keuze was. Ik kan mijn dochter nog een knuffel geven voor het slapengaan. Ik heb tijd om met mijn broer een biertje te drinken. Ik zal op tijd naar bed gaan. Eigenlijk was het heel verstandig dat ik die gratis les niet heb meegepikt, want je neerleggen bij de realiteit is een stuk efficiënter dan je zorgen maken over je eigen lafheid.

Ik heb geen idee

Het concert is halverwege en een paar meter van me vandaan zie ik een opvallende dame. Haar man zit in een rolstoel en vooraan op het balkon. Hij is fysiek beperkt, de dames naast hem hebben meer beperkingen. Ze laten af en toe wat speeksel lopen en hun gegil komt boven de muziek uit. Even denk ik dat ze meer plezier hebben dan ik, en tegelijk is dat dan weer een idiote gedachte. Ik heb geen idee.

Ze legt af en toe een hand op de schouder van haar man. Haar lichaam heeft de schoonheid van iemand die in het leven niet veel gebruik maakt van haar gezichtsspieren. Wat is erger: nooit lachen of nooit huilen? Ze heeft een modern leren jasje aan en kijkt flirtend om zich heen naar de rockers van middelbare leeftijd met een buikje en een spijkerjasje.

Elke keer als de dames vooraan zich verliezen in hun enthousiasme doet ze een stapje terug, neemt ze haar hand van haar glas, drinkt ze een gulle slok wijn en kijkt ze om zich heen. Soms ontstaat de aanzet tot een minzame glimlach onder haar masker. De lach is te minimaal om te zien of ze uit gene of geamuseerdheid is geboren.

De band zingt: “I don’t want to be a boy / I don’t want to be a girl / I want to be happy.” Terwijl ze een slok wijn neemt kijkt ze me aan. Haar jasje valt open en mijn oog valt op een elegant decolleté. Ik glimlach en zij glimlacht terug. Ze kijkt te lang om het spontaan te laten zijn en ik kijk automatisch nog een keer naar haar voorgevel. Het is misschien een idiote gedachte, maar misschien doe ik haar er ook een plezier mee. Ik heb natuurlijk geen idee.

Dan knijpt haar man in haar arm en wijst naar de zanger. Ze drukt zich met haar benen tegen de stoel aan, kijkt met hem mee de zaal in en slaat de rest van haar wijn in keer achterover. Tijdens de rest van het concert kijkt ze niet meer om.

Fietsen in Afrika

Op de bijeenkomst van de sportvereniging zit de voorzitter voor de groep een Powerpointje weg te klikken. Hij benadrukt een keer of dertig dat het belangrijk is dat we als ouders ook zelf dingen doen. Participatie is het woord dat hij gebruikt. Ik vind dat woord een eufemisme dat zich qua impact het best laat vergelijken met het woord inslapen voor het vermoorden van je kat. Als hij dat woord gebruikt denk ik aan onze verzorgingsstaat en word ik sentimenteel. 

Hij geeft aan hoe belangrijk deze avond voor de ouders is. Hij legt uit dat de regels zijn veranderd en dat we ons als ouders hierin moeten verdiepen, zo is het veld dit jaar 90 graden gedraaid. Er is een landelijke commissie die zich hier elk jaar weer in verdiept en dit keer tot een andere keuze is komen. Hij sluit af door te zeggen dat hij eerder weg moet omdat hij moet pakken voor Afrika. De voorzitter gaat er namelijk fietsen voor het goede doel. De zaal zwijgt deemoedig.

Na zijn vertrek wordt uitgelegd hoe het trainingsschema van het jaar in elkaar zit. We krijgen de opdracht om op het veld te zijn, om te controleren of de trainingen goed gaan. We horen dat het leuk moet zijn. Dat de contributie verhoogd wordt. Dat je kleding moet aanschaffen met het logo en positief moet zijn. Ik knik en denk aan Afrika. In Afrika heb ik alleen maar mensen zien fietsen met de bagagedrager absurd hoog beladen met bananen en de voorzitter past niet in dit beeld.

Meeuwen op mijn dak

Vorig jaar hadden we een nest meeuwen op ons dak. Een heerlijk stukje natuur hoor ik u denken, ze zijn niet voor niets officieel beschermd. Hoewel, dat zegt ook niet veel: een notaris is ook een beschermd beroep. Maar ter zake. Die meeuwen zaten op ons dak en maakten af en toe wat herrie. We overleefden het wel.
Tot op een dag het jong probeerde te vliegen en faalde. Vervolgens zat hij op onze uitbouw en later in onze tuin, terwijl de ouders in duikvlucht hun falend nageslacht beschermden. Het was mooi weer en die belegering duurde vier weken.

In het najaar heb ik met de buurman het dak schoongeveegd. Een vierkante meter aan stro en troep bleek hun nest te zijn, er begonnen al plantjes op te groeien. Bij een groen dak had ik een ander beeld.

Nou is onlangs het broedseizoen weer begonnen en hoorden we ineens herrie door onze schoorsteen. Ik zette een draadloze speaker voor de kachel en begon oorlogsgeluiden via Spotfify op hoog volume af te spelen, tot mijn vrouw ging klagen want Oekraïne. De buurman tipte het geluid van een buizerd en ook dat geluid stuurde ik mijn rookkanaal in.

Nou ben ik een liefhebber van de natuur en ik had een nest op mijn dak nog geen groot drama gevonden, echter over een paar weken komen ze zonnepanelen bij met plaatsen. Ik heb geen zin om twee keer de kosten van de kraanwagen die voor komt rijden te betalen.

En toen lag er dus ineens een dode meeuw voor ons op straat. Ik woon aan een drukke weg dus het lijk was snel verdwenen. Het gevoel was even dubbel maar ik heb ze vervolgens niet meer op het dak gehoord en ik moet eerlijk zeggen dat ik het niet erg vind. Ik hoop dat het zo blijft.

Amsterdam

Ik slaap in een hotelkamer zonder stoel of tafel, omdat er geen ruimte voor is. Een eigen wc en douche heb ik wel. Er kan een dakraam open, waar ook dieven door naar binnen kunnen. Dit is Amsterdam.
Douchen doe je met de deur dicht, vanwege het brandalarm. De Duitse jongens die voor mij incheckten vroegen naar de dichtstbijzijnde coffeeshop. Ik slaap niet naakt want het brandalarm gaat vast af vannacht.
Ik betaalde cash een borg van vijftig euro, maar zie niet in hoe ik in deze kamer voor dit bedrag iets kan slopen. Misschien als ik de televisie meeneem en ook de relatief nieuwe wc-pot. Maar de trap is erg steil en er staat een camera op de voordeur. Via het dakraam kan maar ik heb geen idee waar ik uitkom.
Maar dit is Amsterdam dus ben ik in vijf minuten bij Paradiso, Museumplein en binnen een kwartier bij Frascati. Bij het laatste theater zie ik een toneelstuk. Ik zie een bekende acteur in de zaal. Een karakterkop wiens naam ik niet weet maar die Ramses speelt. Het stuk is zo creatief dat het voor mij niet te volgen is. Ik voel me aangenaam cultureel underdressed als ik de zaal verlaat.
Op het tapijt van de hotelkamer zit een bruine bloedvlek in de vorm van een hartje. Als je het ziet, moet je er naar blijven kijken. Is het van een neus, een koppige pukkel of iemand die te veel gesnoven heeft?
Dan ga ik slapen. Het voelt alsof uit het hele gebouw warmte naar mijn kamer komt. Het open raam helpt niet, dus ik lees. En als ik net in slaap gevallen ben gaat natuurlijk dat brandalarm af. Ook dat is Amsterdam.


Asfalt

Voor mijn huis voeren machines een fijn uitgewerkte choreografie op. Dansers in oranje hesjes weten hun plek, de belichting is niet subtiel maar wel doelgericht. Het is een feest van rook en kletterend grint. Ik ruik de geur van een tijd waarin het binnenste van de aarde nog stond voor rijkdom en niet voor een CO2-problem.

Naast me staat mijn dochter. Ze heeft haar raam wijd open gedaan en kijkt naar een machine die een laag asfalt uit onze straat freest. De bestuurder toetert als de vrachtauto voor hem – waarin het asfaltgruis terecht moet komen – te snel of te langzaam rijdt.

‘Zo kan ik niet slapen he,’ zegt ze. Ze pakt haar telefoon en begint de voorstelling te filmen. Godzijdank begint de zomervakantie bijna.

Waar ik from ben

Het is avond en ik loop door de grote stad. Ik ben een weekend alleen omdat we thuis van corona geleerd hebben dat tijd zonder kinderen belangrijk is. Die middag bezocht ik een museum en die avond staat een concert in de poptempel in de planning.

Ik merk dat als je niet reserveert je in je eentje bij alle goede restaurants “fully booked” te horen krijgt. Een buik die laat zien dat ik voor twee eet, helpt hier niet eens bij. Ik haat het om afgewezen te worden en ga dus na twee pogingen naar de toeristenbuurt. Hier staan mannen voor hun bedrijf om je naar hun middelmatige eten te lokken. De keuze is top: ik kan bij een tent kiezen tussen Thais, Italiaans en Argentijns.

Ik zit onder de terrasheater en observeer de jongen die mensen naar binnen lokt. Het werkt eigenlijk net als versieren. Hij probeert het erg vaak, wordt toegelachen, uitgelachen of genegeerd. Hij zegt telkens: ‘Ik zie dat je honger hebt’. Hij spreekt wel tien talen, of in ieder geval voldoende zodat de ander denkt dat hij die persoon begrijpt. Als ze ernaar vragen is het eten hier altijd het beste in de stad en hij brengt het zo overdreven dat het charmant is. Hij zoekt de grens op en gaat er net niet overheen.

Mensen willen voorgelogen worden, als ze maar een prettig gevoel krijgen. Mensen vragen of er een aanbieding is vanavond. Die is er niet, maar het is wel een speciale avond die ze nog nooit van hun leven mee hebben gemaakt. Die belofte doet het hem vaak. Ze gaan bijna allemaal voor de bijl. Het is net zo simpel als effectief.

Ik eet mijn pizza die ik Argentijns vindt smaken en tik een halve liter Thais bier naar binnen. Als de straat even stil is vraagt de lokker waar ik from ben. Ik zegt dat dit Nederland is. Hij vraagt verwonderd waarom ik alleen ben. Ik zeg corona, hij glimlacht en er komt weer een groepje willige toeristen. Als ik betaald heb weet ik nog niet of hij denkt dat mijn familie onder de zoden ligt vanwege corona, of dat ik daarom van mijn vrouw gescheiden ben. Het maakt niet uit.

Ik loop verder door de stad. Er is nog tijd voor het concert begint, dus ik loop door een park waar in dundruk irritant vaak erudiet over wordt geschreven. De grote stad, is de stad die men tot vervelens toe gebruikt als decor van goede boeken, maar het is vooral ook de stad waarin je als alleenstaande eter afgewezen wordt omdat er meer rendement te halen valt uit een tafel voor twee.


De taal is onschuldig

Er worden woorden van me afgenomen en daar baal ik van. Woorden mogen niet meer gebruikt worden omdat ze besmet zijn. Ze verdwijnen uit beeld omdat mensen er beelden bij hebben die hen kwetsen. Ik snap die gevoelens, maar de woorden kunnen hier niets aan doen. De taal is onschuldig en moet verdedigd worden.

Ik hou er van om woorden te gebruiken die iets oproepen en wat dit is kan verschillen per ontvanger. Ik weet nog dat ik tijdens een poëzieles leerde dat het woord rood het beeld van liefde en warmte op kan roepen, maar ook van bloed en daarmee de dood. Het hangt er maar net vanaf welke woordbeeld iemand er bij heeft.

Een inspiratiebron in de zoektocht naar taalrijkdom is voor mij het ‘Woordenboek van het Algemeen Onbeschaafd Nederlands’ dat Ronald Giphart heeft samengesteld. Hierin staan scheldwoorden als eigenpijperij, oelewapper en vestzakneukertje gebroederlijk naast elkaar. Het is een ode aan de rijkdom van onze taal en vooral ook de creativiteit van de gebruikers ervan. Dat is toch fantastisch?

Nou zijn we natuurlijk steeds saaier aan het worden. Je merkt dat daardoor de politieke correctheid de taal doorsnijdt en littekens achter laat. Het niet kwetsen van anderen is belangrijker dan het geven van een zinnige opinie. Een simpel voorbeeld is het woord ‘nigger’ in Amerika. Je mag het woord niet gebruiken (als wit persoon) of je raakt je baan als voetbalcoach kwijt. In Nederland is het met het woord ‘neger’ niet anders. Dit is natuurlijk symptoombestrijding en leidt af van het echte probleem. Het gaat niet om welk woord je gebruikt, maar om de intentie waarmee je het uitspreekt. Vaak is een woord een tijd met de verkeerde bedoeling gebruikt en gaat het daarna de prullenbak in. Prettig: dan hoeven we het er niet meer over te hebben.

Laat ik een andere woord pakken: dame. Je kan dat gebruiken met de intentie van respect: dat is een echte dame, maar je kan hem ook erg seksistisch gebruiken: ‘Dames: hou eens op met dat hysterische gekwebbel.’ Laten we het woord niet afdanken door de valse manier waarmee mensen er mee omspringen.

Bij alles wat ik over dit onderwerp schrijf loop ik op eieren. En dat terwijl ik het belangrijk vind om juist constant mezelf te confronteren met mijn eigen vooroordelen en onzuivere gedachten. Want – daar moeten we eerlijk in zijn – iedereen heeft gedachten die discriminerend, seksistisch of kwetsend voor anderen kunnen zijn. De extraverten uitten ze, de introverten denken ze. Dat is menselijk. Wie zegt ze niet te hebben moeten we wantrouwen.

De taal is onschuldig en kan zich niet verdedigen. Er verdwijnen nu met enige regelmaat woorden in de doofpot. Denk aan ‘neger’, ‘homo’, ‘flikker’, ‘slet’ en ga zo maar door. Je kan de woorden niet meer gebruiken zonder dat daardoor het beeld op je afstraalt dat je een fout persoon bent. Dat je onzuivere gedachten hebt waar via een woke-beweging strijd tegen nodig is.

Dat taal vaak gebruikt wordt om mensen pijn te doen is zonde. Dat mensen gekwetst worden is zonde. Dat mensen elkaar pijn willen doen is zonde. Maar dat er daardoor woorden verdwijnen uit onze taal en het echte gesprek stopt, dat is een drama.