Ik kijk uit het raam van de trein en geniet van de bollenvelden. Op het bankje voor het raam zit een stel, ze lijken beiden een jaar of vijftien. Ze praten niet. Ze staren op hun telefoon.
Vlak voor Heemstede-Aerdenhout staat het meisje op. Ze heeft een naveltruitje aan en er schittert iets in haar navel. Het voelt ongemakkelijk en het is tegelijk gênant dat ik het ongemakkelijk vind om haar navel te zien. Hoe meer navels hoe beter, zou je zeggen.
De jongen zit nog en streelt zachtjes over de buik van zijn vriendin. Hij klakt goedkeurend met zijn tong, terwijl zij over hem heen de trein uit kijkt. Ik twijfel of mijn wat groezelige beeld van de jongen komt door mijn eigen ongemak of door mijn vooroordelen vanwege zijn Noord-Afrikaans uiterlijk. Hoe dan ook: het ongemak is vandaag weer lekker aanwezig.
‘Nee, geen Haarlem,’ zegt het meisje en ze blijft staan.
Ik bedenk dat deze jongen zich onmogelijk kan verdedigen tegen alle beelden in mijn hoofd. Ik moet terugdenken aan een moment dat ik mijn oma in Den Haag ging bezoeken, ik groeide zelf op in Almelo. Ik moest met de tram en had en frisse strippenkaart meegekregen. Ik had die kaart in de automaat gestoken, er was een stempel op het logo van de HTM gezet en ik dacht dat het goed was. Toen de controleurs kwamen werd het bonnenboekje gepakt. Ik was gewoon die vervelende puber, die net als alle pubers zwart rijdt. De onmacht die je dan voelt is moeilijk te beschrijven. Ik was gewoon een domme sukkel en meer dan dat had ik niet willen voelen.
De trein remt voor het station en ik sta op. Het stel maakt ook aanstalten om uit te stappen en ik laat hen voor. De jongen zegt: ‘Dankuwel mijnheer.’ Zijn hockey-r rolt uit zijn mond en ik voel me oud.
Categorie: idealisme
Fietsen in Afrika
Op de bijeenkomst van de sportvereniging zit de voorzitter voor de groep een Powerpointje weg te klikken. Hij benadrukt een keer of dertig dat het belangrijk is dat we als ouders ook zelf dingen doen. Participatie is het woord dat hij gebruikt. Ik vind dat woord een eufemisme dat zich qua impact het best laat vergelijken met het woord inslapen voor het vermoorden van je kat. Als hij dat woord gebruikt denk ik aan onze verzorgingsstaat en word ik sentimenteel.
Hij geeft aan hoe belangrijk deze avond voor de ouders is. Hij legt uit dat de regels zijn veranderd en dat we ons als ouders hierin moeten verdiepen, zo is het veld dit jaar 90 graden gedraaid. Er is een landelijke commissie die zich hier elk jaar weer in verdiept en dit keer tot een andere keuze is komen. Hij sluit af door te zeggen dat hij eerder weg moet omdat hij moet pakken voor Afrika. De voorzitter gaat er namelijk fietsen voor het goede doel. De zaal zwijgt deemoedig.
Na zijn vertrek wordt uitgelegd hoe het trainingsschema van het jaar in elkaar zit. We krijgen de opdracht om op het veld te zijn, om te controleren of de trainingen goed gaan. We horen dat het leuk moet zijn. Dat de contributie verhoogd wordt. Dat je kleding moet aanschaffen met het logo en positief moet zijn. Ik knik en denk aan Afrika. In Afrika heb ik alleen maar mensen zien fietsen met de bagagedrager absurd hoog beladen met bananen en de voorzitter past niet in dit beeld.
De actrice spreekt
Een actrice vertelt in een podcast over haar leven. Ze vertelt hoe ze twee huizen heeft. Ze vertelt tegelijk hoe ze zichzelf als linkse intellectueel ziet. In haar taal zit dezelfde vanzelfsprekendheid waarmee je mensen met een meervoudig modaal salaris hoort praten over de aanschaf van een elektrische fiets voor erbij.
Iets aan haar verhaal maakt dat mijn maag gaat rommelen. Is het de oude verzuilde houding of hoe ze over mensen bij de PvdA praat alsof het per definitie vrienden zijn? Is het hoe ze praat over dat ze het toch wel gênant vindt om twee huizen te hebben en hoe ze zich verwondert over hoe moslims om haar heen radicaliseren? Is het de totale vanzelfsprekend waarmee ze praat over projectsubsidies voor haar werk?
Net voordat het gerommel me te veel wordt begint ze slimme dingen te zeggen. Ze is echt een goede actrice, een legende als je het mij vraagt. Eigenlijk wil je kunstenaars, artiesten of schrijvers niet leren kennen, het is zo veel mooier als hun werk los kan staan van hun mening. Waarom moet iemand altijd een mening hebben?
Als luisterend denk ik na, en het is de vanzelfsprekendheid die me het meest stoort aan haar betoog. Misschien vind ik wel dat we als mensen elke dag blij moeten zijn met het gegeven dat we weer een dag gelukkig en gezond mogen zijn? En ik denk dat als je echt intelligent bent, je ook constant een bewustzijn hebt voor die anderen. Voor mensen die minder rijk zijn, minder jouw politieke gedachten delen of in een andere omgeving of religie zijn opgegroeid.
En natuurlijk zorgt dit bewustzijn voor een gekmakend gevoel van onrecht. Toch kunnen we samen pas verder komen als we luisteren naar elkaar, en proberen te begrijpen waarom iemand een leven leidt zoals het is.
En terwijl ik dit schrijf, merk ik dat ik hetzelfde doe als wat zij doet. Een mening geven, waarom toch?
Meeuwen op mijn dak
Vorig jaar hadden we een nest meeuwen op ons dak. Een heerlijk stukje natuur hoor ik u denken, ze zijn niet voor niets officieel beschermd. Hoewel, dat zegt ook niet veel: een notaris is ook een beschermd beroep. Maar ter zake. Die meeuwen zaten op ons dak en maakten af en toe wat herrie. We overleefden het wel.
Tot op een dag het jong probeerde te vliegen en faalde. Vervolgens zat hij op onze uitbouw en later in onze tuin, terwijl de ouders in duikvlucht hun falend nageslacht beschermden. Het was mooi weer en die belegering duurde vier weken.
In het najaar heb ik met de buurman het dak schoongeveegd. Een vierkante meter aan stro en troep bleek hun nest te zijn, er begonnen al plantjes op te groeien. Bij een groen dak had ik een ander beeld.
Nou is onlangs het broedseizoen weer begonnen en hoorden we ineens herrie door onze schoorsteen. Ik zette een draadloze speaker voor de kachel en begon oorlogsgeluiden via Spotfify op hoog volume af te spelen, tot mijn vrouw ging klagen want Oekraïne. De buurman tipte het geluid van een buizerd en ook dat geluid stuurde ik mijn rookkanaal in.
Nou ben ik een liefhebber van de natuur en ik had een nest op mijn dak nog geen groot drama gevonden, echter over een paar weken komen ze zonnepanelen bij met plaatsen. Ik heb geen zin om twee keer de kosten van de kraanwagen die voor komt rijden te betalen.
En toen lag er dus ineens een dode meeuw voor ons op straat. Ik woon aan een drukke weg dus het lijk was snel verdwenen. Het gevoel was even dubbel maar ik heb ze vervolgens niet meer op het dak gehoord en ik moet eerlijk zeggen dat ik het niet erg vind. Ik hoop dat het zo blijft.
De Zuidwal
Het is een druilerige novemberdag en ik loop door Den Haag over de Zuidwal. Voor me lopen twee gastjes, ik denk dat ze maximaal achttien jaar oud zijn. Ik hoor de ene zeggen: ‘Bro. Ik had dus echt de verkeerde gekozen. Die lippen waren echt te nep.’
Het duurt even voor het bij me indaalt, maar dan borrelt het vak sociale geografie op, dat ik op de universiteit in een lang verleden heb gevolgd. Je ziet nog steeds in de steden het gedrag van de afgelopen eeuwen terug en dit heeft zich in onze ruimtelijke structuren geëtst. Ofwel op plekken waar vroeger handel werd gedreven vind je in de zijstraten de prostitutie terug. Denk aan de Warmoesstraat in Amsterdam, Nieuwstad in Groningen en dus de Doubletstraat in Den Haag.
Een moreel oordeel over prostitutie wil ik niet hebben, ervan uitgaande dat iedereen echt vrijwillig hier voor kies (en dat kan je je altijd afvragen als er geld in het spel is), maar ik voel me toch ongemakkelijk. Deze jongens zouden volgens mij – net als ik vroeger – op die leeftijd moeten leren hoe je als geslachten (of als ik het woke formuleer: als mensen die elkaar lief willen hebben) met elkaar omgaat. Dat hoort bij het leven, die onhandigheid moet je meemaken. Als je denkt dat een vrouw te koop is, en dat je er dan ook zo plat over kunt praten dan klopt er volgens mij iets niet. En ja hoor, ik heb dus toch een moreel oordeel.
Niet meer lezen
Ik hoor het vaker om me heen de laatste tijd: de mensen weten het even niet meer. Ik heb dit zelf ook. Het heeft als nare bijwerking dat het me niet meer lukt om geconcentreerd te lezen. Over schrijven zullen we maar zwijgen.
Ik ben sinds ik AVI-uit ben een fanatieke lezer geweest. Stapels boeken gingen door mijn handen, misschien ook zodat ik niet hoefde deel te nemen aan het dagelijkse geluk dat ze oproeien noemen. Het is ook daarom dat ik ben gaan schrijven. De boeken waren op, dus ik ging ze zelf maken, zoiets.
Tot eind vorig jaar las ik één tot twee boeken per week. Toen was corona voorbij en werd de beloofde summer of love een oorlog in onze achtertuin. De opties om te relativeren gleden als zand door mijn vingers. Toch kan fantaseren niet zonder relativeren.
De tijd gaat voorbij. De bullshit om mij heen is er nog altijd. Ik ben niet zo iemand die vluchtelingen in huis heeft genomen. We hebben wel geld gegeven geloof ik. Indirect doe ik er op mijn werk iets mee, maar daar word ik voor betaald, dus dat telt niet. Ik kan niet zeggen dat ik me moedig gedraag in deze oorlog. En ondertussen lukt het me niet om met een boek aan die realiteit te ontsnappen.
Weer later is het Boekenweek en ben ik weer begonnen met lezen, al voelt het alsof ik toegeef aan een verslaving. Ik ben heringetreden met Baantjer en Saskia Noort, een strip en een jeugdboek uit die Lemniscaat-serie die ik vroeger vaak las. Vervolgens ben ik begonnen met af en toe een kort verhaal of een gedicht (aanrader: die nieuwe uitgave van Raymond Carver’s poëzie). Maar dan heb ik nog de nieuwste Van der Heijden liggen, en nog twee delen Knausgard. Prachtige boeken, maar het vraagt voor nu te veel. Ik doe voorzichtig aan uit angst voor een terugval.
En steeds weer hoor ik het om mij heen: de mensen zijn van de leg. Mensen vinden ineens dingen niet meer leuk die altijd de kern van hun leven vormden. Mensen denken na over een vrijheid die altijd vanzelfsprekend was. We voelen de pijn terwijl we miljarden uitgeven aan materiaal om jonge mensen dood te maken, terwijl oude mannen hiertoe hebben besloten. Hiertegen helpen geen boeken. Maar een boek zorgt er wel voor dat je even niet nadenkt.
Geduld
Mijn pleegkind heeft in het begin van zijn leven geleerd dat wij als volwassenen niet te vertrouwen zijn. Dit vertrouwen krijgen wij pas heel langzaam terug. Hij en wij gaan een groot deel van zijn en ons leven last hebben van wat andere volwassenen hem hebben aangedaan.
Het woord aangedaan klinkt misschien zwaar, toch past het want wij waren er niet toen dat wel nodig is. Er is een reden waarom de meest kind-hatende mensen zorgzaam worden als ze een baby zien. Zorgen wij als volwassenen – om wat voor reden dan ook – niet voor een baby dan gaat er iets goed fout.
Volwassenen zijn niet te vertrouwen en dat krijgen alle volwassenen die hij nu ontmoet keihard terug. Allemaal zullen we heel lang de tijd moet nemen om zijn vertrouwen te krijgen. De voetbaltrainer, de zwemjuf, de juf en meester in de klas. De opgave is niet groot. We moeten wachten tot hij rustig wordt en zichzelf kan zijn.
Ik hoor wel eens dat dit niet normaal is. Dat het niet werkbaar is als een kind de hele tijd langs de kant van het veld staat of weigert om het water in het gaan. Soms doet hij dit een of twee lessen, maar ook wel eens een half jaar. Ons systeem werkt zo niet, we hebben ons hele leven zo ingericht alsof we het hebben over de optimalisatie van het productieproces van een auto. Alsof zorg en onderwijs een lopende band zijn die altijd op hetzelfde tempo draait. De term wachtlijst alleen al. Het budget staat centraal en tijd is geld.
Jammer dan, denk ik. Dat hadden we eerder moeten bedenken. Wij waren het als volwassenen die niet voor hem zorgden. Wij waren het die vergaten hem eten te geven. Bij ons was hij niet veilig. Natuurlijk was een goede knuffel en en een boterham op zijn tijd voor iedereen beter geweest, maar dat is niet gebeurd en hij kan hier niets aan doen. Wij wel.
Wat overblijft is niets dan geduld. We draaien de band lekker op het tempo dat hij aangeeft, en dan komt het allemaal helemaal goed. Stapje voor stapje haalt hij uiteindelijk iedereen in.
De taal is onschuldig
Er worden woorden van me afgenomen en daar baal ik van. Woorden mogen niet meer gebruikt worden omdat ze besmet zijn. Ze verdwijnen uit beeld omdat mensen er beelden bij hebben die hen kwetsen. Ik snap die gevoelens, maar de woorden kunnen hier niets aan doen. De taal is onschuldig en moet verdedigd worden.
Ik hou er van om woorden te gebruiken die iets oproepen en wat dit is kan verschillen per ontvanger. Ik weet nog dat ik tijdens een poëzieles leerde dat het woord rood het beeld van liefde en warmte op kan roepen, maar ook van bloed en daarmee de dood. Het hangt er maar net vanaf welke woordbeeld iemand er bij heeft.
Een inspiratiebron in de zoektocht naar taalrijkdom is voor mij het ‘Woordenboek van het Algemeen Onbeschaafd Nederlands’ dat Ronald Giphart heeft samengesteld. Hierin staan scheldwoorden als eigenpijperij, oelewapper en vestzakneukertje gebroederlijk naast elkaar. Het is een ode aan de rijkdom van onze taal en vooral ook de creativiteit van de gebruikers ervan. Dat is toch fantastisch?
Nou zijn we natuurlijk steeds saaier aan het worden. Je merkt dat daardoor de politieke correctheid de taal doorsnijdt en littekens achter laat. Het niet kwetsen van anderen is belangrijker dan het geven van een zinnige opinie. Een simpel voorbeeld is het woord ‘nigger’ in Amerika. Je mag het woord niet gebruiken (als wit persoon) of je raakt je baan als voetbalcoach kwijt. In Nederland is het met het woord ‘neger’ niet anders. Dit is natuurlijk symptoombestrijding en leidt af van het echte probleem. Het gaat niet om welk woord je gebruikt, maar om de intentie waarmee je het uitspreekt. Vaak is een woord een tijd met de verkeerde bedoeling gebruikt en gaat het daarna de prullenbak in. Prettig: dan hoeven we het er niet meer over te hebben.
Laat ik een andere woord pakken: dame. Je kan dat gebruiken met de intentie van respect: dat is een echte dame, maar je kan hem ook erg seksistisch gebruiken: ‘Dames: hou eens op met dat hysterische gekwebbel.’ Laten we het woord niet afdanken door de valse manier waarmee mensen er mee omspringen.
Bij alles wat ik over dit onderwerp schrijf loop ik op eieren. En dat terwijl ik het belangrijk vind om juist constant mezelf te confronteren met mijn eigen vooroordelen en onzuivere gedachten. Want – daar moeten we eerlijk in zijn – iedereen heeft gedachten die discriminerend, seksistisch of kwetsend voor anderen kunnen zijn. De extraverten uitten ze, de introverten denken ze. Dat is menselijk. Wie zegt ze niet te hebben moeten we wantrouwen.
De taal is onschuldig en kan zich niet verdedigen. Er verdwijnen nu met enige regelmaat woorden in de doofpot. Denk aan ‘neger’, ‘homo’, ‘flikker’, ‘slet’ en ga zo maar door. Je kan de woorden niet meer gebruiken zonder dat daardoor het beeld op je afstraalt dat je een fout persoon bent. Dat je onzuivere gedachten hebt waar via een woke-beweging strijd tegen nodig is.
Dat taal vaak gebruikt wordt om mensen pijn te doen is zonde. Dat mensen gekwetst worden is zonde. Dat mensen elkaar pijn willen doen is zonde. Maar dat er daardoor woorden verdwijnen uit onze taal en het echte gesprek stopt, dan is een drama.
Het is rustig
Het is al dagen rustig onder de aanvliegroute van een van de drukste banen van Schiphol. Ik heb me er nooit aan gestoord en nu begin ik het geluid bijna te missen. Ook de drukke uitvalsweg van ons dorp, die voor de deur van mijn woning loopt, is erg rustig. Minder fietsers, minder busjes en zelfs minder ambulances en politieauto’s. Op ongeveer een kilometer van mijn huis loopt een van de drukkere spoorwegen van Nederland: ik hoor de treinen nauwelijks meer rijden.
De natuur lijkt diep adem te halen en de lucht is schoner hij in jaren is geweest. Mensen doen ineens of ze aardiger zijn voor elkaar, ze doen alsof ze om elkaar geven. We danken God voor het internet en spitten onze tuin nog een extra keer om.
Ondertussen verliezen mensen hun banen omdat wij al die dingen niet meer doen die eigenlijk niet nodig zijn, maar het leven wel waarde geven. De sociale dingen, die vaak gekoppeld zijn aan het innemen van drank of eten. We willen een muur van immuniteit rond onze ouderen bouwen. Een muur waarvan niemand de eerste steen wil zijn. Wij zien ook de beelden van mensen die op hun buik in IC-bedden liggen terwijl ze beademd worden. In andere landen zingen mensen de ziekte de stad uit, in Nederland klappen we voor de zorgverleners die nog steeds te weinig verdienen. Ze verdienen te weinig, omdat wij liever geld aan een lekker etentje uitgeven, dan aan het betalen van belasting.
Groen Links, marketing en narratieven
Eind vorig jaar was ik met een vriend bij een bijeenkomst van Groen Links. Nou zie ik mijzelf als politiek vrijgezel en geniet ik als ex-raadslid voor D66 van die ruimte. Het voelt desondanks onwennig om bij Groen Links in de zaal te staan, alsof ik er bij moet horen. Dit zijn toch die mensen die het beste met de wereld voor hebben, maar dit vaak door een overdreven hoeveelheid geitenwollensokkenfanatisme weer weten te verpesten?
Normaal drink ik in deze poptempel bier en luister ik naar muziek. Nu kijken we naar filmpjes over de natuur die naar de klote gaat door stikstof, godzijdank nog wel met een biertje. De stand van de natuur is een ongemakkelijke waarheid waar je mij inhoudelijk niet van hoeft te overtuigen. Toch begint het me al snel te jeuken als het inhoudelijk verhaal verandert naar het politieke handwerk. Concreet: wordt het vliegverkeer in de discussie meegenomen omdat we nu eenmaal niet alle lasten van de stikstof bij de boeren neer kunnen leggen. Dergelijk pragmatisch omgaan met de feiten maakt dat ik me niet alleen politiek vrijgezel voel, maar apolitiek. Wees dan eerlijk. Zeg dan dat je al sinds de jaren zestig tegen vliegen bent en dat de stikstofcrisis je een goede gelegenheid lijkt om dit aan te pakken.
Overigens ben ik het inhoudelijk helemaal met Groen Links eens, dat is niet het punt. We vliegen te veel en gebruiken te weinig het spoor dat er in heel Europa al ligt (daarbij ondersteund door een scheef belastingvoordeel op kerosine), maar je moet het gesprek wel eerlijk voeren en niet Tetris spelen met argumenten als het je uitkomt. De waarheid is al ingewikkeld genoeg.
Op het podium staat Jesse Klaver: een handige jongen en een lopende marketingmachine. Weer bekruipt me een vervelend gevoel, hoewel hij inhoudelijk allemaal dingen zegt die kloppen. Dit gevoel blijft als hij in gesprek gaat met iemand vanuit de aannemerij die boos is over de aanpak van stikstof en PFAS. Ze wisselen gedachten uit. Zij zullen elkaar nooit overtuigen, al is het maar omdat ze allebei op een andere manier hun brood verdienen. Tussentijds is overigens ook de vrouw van deze aannemer boos opgestaan om aandacht te vragen voor de plastic bekers die in deze poptempel gebruikt worden. Dit lijkt misschien een onschuldig incident, maar ik kom er echt later op terug.
Even terug naar mijn rotgevoel dat wordt ingegeven doordat niet meer de inhoud van het debat centraal staat, maar het vermarkten van een beweging of een gevoel. Het gevoel is: wij gaan de natuur redden voor onze kinderen. Net als bij de goede oude kerk vroeger of bij de grote merken in Nederland vandaag wordt dit hoger doel onder alle uitingen (of het nu een advertentie is of de opgerolde mouwtjes van Klaver) gelegd en met die middelenmix gaat men de potentiële kiezers benaderen. En om eerlijk te zijn geeft dit ook mij een lekker gevoel. Het geeft me een beter gevoel dan de harde waarheid, namelijk dat we voor een groot deel van de milieumaatregelen veel te laat zijn. Het is de hamburger van McDonalds die er altijd in de advertentie stukken beter uit ziet dan als je op het punt staat er een hap uit te nemen.
En wat een mooi rond einde zie je nu aankomen voor dit stukje. Betrokken schrijver wordt politiek geëngageerd en is kritisch op de wijze waarop de politieke boodschap aan de man wordt gebracht, terwijl hij in de inleiding ook gewag maakt van een allergie voor geitenwollensokkenfanatisme van de betreffende partij.
Maar gelukkig gaat dit verhaal niet over politiek. Dit verhaal gaat verder. Is het inmiddels niet zo, dat door deze vermarketisering van de wereld we minder goed kunnen vertrouwen op de zuiverheid van onze eigen intenties? Ik heb soms het idee dat mensen denken dat je iets doet, omdat je nu eenmaal een bepaald effect wilt bereiken. Nou hoef ik me er niets aan gelegen te laten hoe anderen denken, maar ik heb het idee dat ook die onderliggende gedachtewereld vervlakt. We zien iemand steeds minder als een individu, maar steeds meer als iemand die volgens voorspelbare paden (noem het algoritmes) opereert.
Ik worstel hier ook mee als schrijver. Schrijf ik om een effect op mezelf te hebben (ik vind het prettig om over iets te schrijven of heb zin om mij ergens in te verdiepen), of schrijf ik omdat het verhaal het nodig heeft? Hoe de lezer een verhaal invult is dan weer afhankelijk van die lezer. Ik hoef als schrijver natuurlijk niet in het levensbeeld van die lezer mee te gaan, maar ik moet er wel rekening mee houden. Je wilt per slot van rekening niet clichématig zijn, maar ook niet onnavolgbaar. Ik zal jullie als lezer in de volgende alinea’s (als jullie al niet afhaakt zijn) daarom maar eens maximaal uitproberen.
Interessant vind ik in relatie tot dit debat van vermarketing en intenties de ontwikkeling in 2019 rondom reallife televisie. Het concept was al sinds Big Brother bekend: je stop een aantal mensen (karakters) in een huis en wacht wat er gebeurt. Dat was toen al saai, maar is inmiddels ook commercieel niet meer interessant, dus je gaat de boel een beetje sturen waardoor het conflict (met als ultieme variant seks tussen een aantal karakters) ontstaat in het huis. Het wachten was op het moment waarop de karakters een moreel acceptabele grens zouden overschrijden. Geheel conform trend gaan we niet het debat aan, maar halen we het programma van de buis. Adverteerders houden niet van discussie, maar willen en beeld uitdragen.
In ditzelfde verband heb ik het afgelopen jaar veel gehad aan schrijver Ton Rozeman. Hij gebruikt de theorie van narratieven. Zijn stelling is dat elk personage, maar ook de schrijver zelf een verhaal heeft dat hij vertelt. Ik ben een schrijver en ambtenaar en loop al jaren te dubben over de volgorde van beide woorden. Het ene is stoerder, het andere is realistischer. Maar kern van het verhaal is dat ik mezelf schrijver noem. Denk hierbij even terug aan het narratief van de mensen in die reallifesoap. Ze zijn vaak bezig om rapper, DJ of model te worden (en zelden ambtenaar ). Als ze hiervoor een keer met een medebewoner moeten ketsen, is dat een bijzaak. En dan het narratief van Jesse Klaver. Ik denk dat hij heel helder heeft dat hij een beweging op wil zetten met als doel om het land voor de toekomst bewaard te krijgen (en van hemzelf een legende te maken). De man vanuit de aannemerij werkt hard en doet zijn best om zijn kleine onderneming in de lucht te houden (en lekker te kunnen leven). De kern van het narratief is volgens mij dat het zelden een realistisch beeld geeft van wat er daadwerkelijk gebeurt.
Al deze narratieven kunnen naast elkaar bestaan en een mooi verhaal opleveren. Denk aan de vreemdganger die het logisch vindt dat hij de secretaresse versiert, omdat zijn vrouw niet meer naar hem omkijkt. Denk aan de bedrogen vrouw die een rustige basis nodig heeft, omdat de kinderen elke avond willen dat zij hen in bed stopt. Denk aan de secretaresse die gewoon eens wil weten hoe het is met de baas. Omdat hij zo’n zorgzaam type lijkt. Mooie verhalen varen er wel bij als de spanning die er is niet wordt ingelost. In mooie verhalen blijven de narratieven van mensen bestaan, schuren ze langs elkaar en gaan de personages er op hun eigen manier aan ten onder. Conflict is de basis voor drama.
De realiteit is er bij gediend dat al deze verhalen gehoord worden en dat de personen proberen elkaar te begrijpen. Ze hoeven daarmee niet elkaars narratief over te gaan nemen, maar bewustwording over dat je bezig bent om jezelf een verhaal te vertellen is al heel wat waard. En juist daarin is marketing de storende factor. Er wordt ons een narratief opgedrongen, waarin wij ons prettig moeten gaan voelen. Het doet daarmee onrecht aan al die verhalen die wij voor onszelf vertellen, om enerzijds vegetarisch te leven, maar toch drie keer per jaar te vliegen. Het doet onrecht aan alle nuances van mensen die hun best doen om het goed te doen, maar daar niet in slagen.
En daarmee zijn we weer bij mijn bezwaar bij veel idealistische partijen (en ook religies) namelijk dat er een manier van leven opgedrongen wordt aan iedereen. Jij mag niet vliegen, jij mag geen vlees eten, jij mag niet seks met iemand hebben voor het huwelijk, je mag niet vloeken, je mag dit en moet dat. Ik vindt de intentie erachter en de bereidheid om hierover het gesprek aan te gaan belangrijker dan of de poging slaagt. Dan sta je dus op en zeur je over een plastic beker in de concertzaal van Jesse Klaver omdat je denkt dat je daarmee een groep groene milieufreaks kan raken. Plastic is namelijk slecht, altijd en overal. Maar daar gaat het niet om: de poging is veel belangrijker dan het resultaat.
Wat mij betreft is er ruimte voor het verhaal van iedereen en proberen we in Nederland zo samen te leven dat we hierbij elkaar niet in de weg zitten, maar elkaar wel stimuleren om het goede te doen. Dat betekent dat mensen mogen leven hoe ze willen en dat we samen proberen het beter te doen. Daar past niet bij dat we elkaar de hele tijd de maat proberen te nemen. Daar past ook geen onverschilligheid bij.
Meer lezen over narratieven? Kijk op de website van Ton Rozeman, www.narratieven.nl.