Vlees

Ik breng veel tijd door in kantoren. Dit is allemaal tijd die minutieus wordt geregisseerd door digitale agenda’s. Die ochtend is de wereld echter anders. Het is mistig en ik slenter over een industrieterrein. Ik geniet van de koffielucht, voor mij het signaal dat ik vlak bij Utrecht ben.

Ik ben op zoek naar een creatieve broedplaats waar ik input ga geven op een visie. Ik heb een half uur ‘blokken’ in mijn agenda gezet om doelloos rond te lopen. Het is koud, grijs en mistig en er staat ineens man met de witte overall naast de weg. Zijn dikke buik zit vol met bloed en hij rookt haastig een sigaret. Achter hem staat een rij transportbusjes. Op elk exemplaar is met rode letters op de blauwe achtergrond gedrukt: ‘Meat the family.’ Het is helder: hier wordt vlees geproduceerd.

Vanuit de mist duikt een vrouw op, die op een luidruchtige scooter aan komt rijden. Ze heeft een bol gezicht dat wordt omlijst door een regenponcho die fladdert in de wind. Ze doet me denken aan de bloem die digitaal om een babyhoofdje is geplakt voor de kinderserie Teletubbies.

De man drukt de sigaret uit met zijn voet. Hij sloft naar de hal van de familie vlees. Ik loop door en voel me ineens gezegend dat ik vandaag input mag leveren op een visie.

Dit begreep ik later

Toen ik een jaar of vijftien was, werkte ik in de bibliotheek in ons provinciestadje. Ik had mazzel. Ik hoefde alleen studieboeken op volgorde van hun SISO-code te zetten. De halve meter boeken van Loe de Jong over de Tweede Wereldoorlog waren een makkie. Er waren anderen die literaire thrillers op alfabet moesten zetten, dat was elke week weer een zooitje. Toen was ik een brave jongen. Het haar dat over mijn schouders hing en de sweater met een grafsteen van Persistence of Time van de band Anthrax deden hier niets aan af.

De leiding van de sorteerploeg was in handen van een bibliothecaresse die van het boos toespreken van pubers haar hobby had gemaakt. Ik vermoed dat ze zelf geen kinderen had, maar wel de behoefte had om op te voeden. Aan de voorkant moest je een liniaal langs de boeken kunnen houden, als er eentje scheef stond kreeg je een uitbrander.

Het zal inmiddels wel verjaard zijn. Ik hielp mijn ploeggenoten om achter Loe een baaltje wiet te verstoppen. Roken deed ik zelf niet natuurlijk. Even twijfelde ik toen de harpist van een orkest waar ik toen in speelde bij de groep kwam, ik had begrepen dat opscheppen goed werkte bij het andere geslacht. Later begreep ik dat ze niet wilde dat ik op zou scheppen, maar dat mijn lange krullen voldoende waren geweest. We begrepen elkaar, omdat we klassieke muziek maakten en van heavy metal hielden. Dat is een volstrekt logische combinatie voor wie geleerd heeft naar muziek te luisteren.

In kijken, luisteren en begrijpen in de sociale context was ik in die tijd slechter dan vandaag. Ik was vooral bezig om Loe langs een liniaal te zetten voor een paar euro per uur die ik dan weer ging uitgeven in de lokale muziekwinkel. Ze had naar me gekeken begreep ik later. Het had van alles kunnen worden, begreep ik later. Ik had ook de boel een keer scheef kunnen zetten, begreep ik later.

Er is ook zoiets als doen wat je wilt, los van doen wat je gevraagd wordt. Dat begreep ik later. En daarom rijd ik nu altijd tien kilometer per uur harder dan (vermoedelijk) is toegestaan.

Lippen stiften (fragment)

Dit is een fragment van een verhaal dat nog niet af is.

Op het toneel staan zeven acteurs hun lippen rood te stiften. De zaal is bijna leeg, wat ervoor zorgt dat ik me bijzonder voel. Ik snap er weinig van. Ik hou er ook altijd van om voor te wenden dat ik film begrijp, terwijl iedereen mij glazig aankijkt. Boeken die iedereen al heeft gelezen kunnen mij dan weer niet zoveel schelen. Ik denk niet dat ik interessant probeer te doen, maar ik ben wel graag bijzonder.

Ik voel me hier fijner dan op kantoor. Bij de afdeling Human Resource Management ben ik iedereen te snel af, maar deze acteurs laten mij al minutenlang gissen naar hun verhaal. Mensen stiften hun lippen rood, omdat het dan lijkt alsof de lippen goed doorbloed zijn, wat dan weer het geval is als iemand seksueel opgewonden is. Je leest wel eens iets.

Naast me zit een meisje. In de trein gaan jonge vrouwen meestal niet naast me zitten. Het voelt alsof ik voor hen een bedreiging ben, daar snap ik weinig van. Ze zit naast me in de lege derde rij. Ze ruikt prettig (deels natuurlijk, deels geparfumeerd) , is slank, heeft lang haar en lacht op dezelfde momenten als ik. De andere vijftien mensen lachen als wij stil zijn. Op de voorste rij zitten de buren uit de tijd dat Mariette en ik nog in de nieuwbouwwijk woonden. Ze denken vast dat ik vreemdga. Vreemdgaan is ongeveer het ergste dat je kan overkomen als je in een nieuwbouwwijk woont.

Ik heb mijn linkerbeen uit gewoonte over het rechter geslagen, maar dat been begint nu in te slapen. Ik twijfel of ik van been zal wisselen. Ik ben bang dat ik mij beweeg, dat ik haar aan zal raken. Veertigers horen jonge vrouwen niet aan te raken, daar komt altijd gedonder van. Ik zou het jammer vinden: het is prettig dat ze er is.

Haar lach is fijn. Hij is niet zo provocerend dat hij me aansteekt, maar brengt wel lichtheid in de politiek correcte zaal. Op het toneel hangt een actrice met ontbloot bovenlichaam aan een trapeze. Het lijkt of ze haar schouders uit de kom draait en ik hoor ‘oei’ naast me. Ik zou een hand op haar knie willen leggen, maar laat het. Mijn been begint te prikken en ik besluit om toch maar te wisselen. Ik strek de voet van mijn linkerbeen zo ver mogelijk naar voren en zet ze vervolgens naar elkaar. Het is normaal en natuurlijk, twee benen naast elkaar, maar ik hou er niet van. Onze tip op het werk aan medewerkers als ze krachtiger over willen komen: beide benen op grond, recht zitten en duidelijk praten. Maar hier mag ik zitten zoals ik wil. Ik sla ik mijn rechterbeen over het linker en wat ik vreesde gebeurt: ik tik met de zool van mijn schoen haar bovenbeen aan.

‘Sorry,’ zeg ik.

‘Geeft niet,’ zegt zij en ze legt een seconde lang haar hand op mijn knie. Op kantoor zorg ik er altijd voor dat ik niet alleen in een vergaderzaal ben met vrouwen. Het risico is me te groot dat er over gepraat wordt. Er worden regelmatig mensen om ontslagen of berispt, maar niemand hangt dit aan de grote klok. Op kantoor zijn de mannen al lang niet meer het sterkere geslacht. In deze donkere theaterzaal leg ik mijn hand op haar bovenbeen en voel ik mijn hart in mijn keel kloppen. Haar been is warm en ze giechelt warmte de zaal in.